27.5.3.3.ii.1 Weglating van het inleidende woord
Verder lezen
Behalve in nevenschikkingen met reeksvormers kan het inleidende woord
weggelaten worden. Voorbeelden:
1Je bent hier niet gekomen
om liedjes te zingen en (-) grapjes te
maken.
2Ik heb een heer gekend
die rijk was maar (-) het toch te veel vond om een
gulden aan de armenzorg te spenderen.
3Dat gebeurt vooral op het
platteland waar veel vroeger wordt opgestaan en (-)
veel grondwerk voorkomt.
4Als we
een Duits dictee hadden gehad en (-) de luie leraar de blaadjes liet
ruilen, kwam er meestal niet veel van de correctie
terecht.
5Toch bleef ik in de spiegel
kijken toen de deur openging en (-) er een corpulente
meneer binnenkwam.
6De dichter zoekt de woorden
tot deze plotseling in hem beginnen op te rijzen en
(-) zij hem zoeken en meenemen.
Als het inleidende woord in de bijzin een zinsdeelfunctie vervult, moet die functie in beide
leden identiek zijn (zie(27.5.1, regel 1[3])). In de volgende zin kan het betrekkelijk
voornaamwoord die dan ook niet weggelaten worden,
aangezien het in het ene lid lijdend voorwerp is en in het andere onderwerp:
7De agressieve bedoelingen
echter die we eerst niet wilden zien en
die blijven bestaan zolang het regime zich handhaaft,
vormen wel degelijk een belangrijke factor.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |