18.5.4.3.iii Gaan
Verder lezen
1
Bij het groepsvormend werkwoord gaan kunnen we twee hoofdtypen
onderscheiden, die verschillen in het al dan niet aanwezig zijn van het
betekeniselement 'zich verplaatsen'.
-
Met de betekenis 'zich verplaatsen';Gaan heeft de betekenis 'zich verplaatsen om te doen wat door de infinitief wordt uitgedrukt'. Voorbeelden zijn:1Opa gaat een eindje wandelen in het park.2Ik ga ervandoor, ik ga slapen.3In verband met mijn nieuwe betrekking gaan we in Antwerpen wonen.In zinnen als deze wordt uitgedrukt dat de inhoud van het zelfstandig werkwoord pas gerealiseerd wordt na een verplaatsing. Behalve een verplaatsing geeft gaan + infinitief hier dus ook aan dat de (door de infinitief uitgedrukte) werking in de toekomst ligt.
-
Zonder de betekenis 'zich verplaatsen';Hier tekenen zich twee subtypes af.
-
Het eerste subtype omvat de gevallen waarin gaan de betekenis heeft '(geleidelijk) overgaan tot', 'beginnen te' (inchoatief aspect (zie [30.1/3]); vergelijk [18.5.5.4]). Voorbeelden zijn:4Allemaal klaar? Dan gaan we rijden!5Pas na de rust ging hij echt voetballen.6Ik heb een half uur in bed liggen lezen en toen ben ik gaan slapen.7Ik voel de eerste druppels al: het gaat regenen.8De wedstrijd gaat beginnen.In zinnen als deze wordt niet uitgedrukt dat er voor de realisering van de inhoud van het zelfstandig werkwoord een verplaatsing nodig is: om te rijden (zin 4), te voetballen (zin 5) en te slapen (zin 6) hoeven de met het onderwerp aangeduide personen niet ergens anders heen te gaan (vergelijk zin 6 met zin 2).De betekenis '(geleidelijk) overgaan tot', 'beginnen te' impliceert wel dat de door de infinitief uitgedrukte werking zich vanaf een bepaald punt in een daarachter gelegen tijdsruimte uitstrekt. Is dat punt het spreekmoment, dan is die tijdsruimte de toekomst en heeft gaan + infinitief dus ook futurale betekenis (zie de zinnen 4 en 8).OpmerkingVerdiepingOpmerkingDe combinaties gaan zitten/staan/liggen ('in zittende/staande/liggende houding komen') zijn als een bijzonder geval van dit betekenistype te beschouwen.
-
Het tweede subtype omvat de gevallen waarin gaan geen 'overgangsbetekenis' heeft zoals bedoeld onder [1] (en evenmin de verplaatsingsbetekenis van type [a]), maar alleen aanduidt dat de (door de infinitief) uitgedrukte werking in de toekomst ligt, welke functie ook vervuld kan worden door het presens (zie [2.4.8.3/iii]) en het futurum (zie [2.4.8.5]).
-
2
Het is van belang hierbij in het oog te houden dat een zin die uit dezelfde
woorden bestaat tot verschillende (sub)types kan behoren.
Zo betekent het gaat regenen in de hierboven gegeven zin
7: 'het begint te regenen' (type
[b][1]). Deze interpretatie is daarentegen zo
niet onmogelijk, dan toch zeer onwaarschijnlijk in een voorbeeld als:
9Wat voor weer is het morgen? Het
gaat regenen/sneeuwen/onweren/hard
waaien.
Werkwoorden die een weersgesteldheid uitdrukken, worden als ze op de
toekomst betrekking hebben, bij voorkeur met gaan
geconstrueerd. In gevallen als geïllustreerd door
9 kan weliswaar een geleidelijke
overgang naar het genoemde weertype bedoeld worden, maar dat is beslist
niet noodzakelijk. Bij de gebruikelijke korte mededelingen over het weer
van de volgende dag bedoelt men meestal dat het een bepaald soort weer zal
zijn (type [b][2]), niet zal
worden (type [b][1]). Ook een zin
als 10 kan zowel tot type
[b][1] als tot type [b][2] gerekend worden:
10Om de investeringen te
financieren gaat de maatschappij een ruimer beroep
doen op de kapitaalmarkt.
Wil men hiermee zeggen dat de maatschappij zich in het beginstadium van een
proces ('een ruimer beroep doen op de kapitaalmarkt') bevindt, dan behoort
de zin tot type [b][1]; gaat het alleen om een
toekomstige handelwijze, dan is het een voorbeeld van type
[b][2].
Een zin die tot type [a] en type
[b][2] kan behoren (type [b][1] is hier minder goed denkbaar), is bijv.:
11Hij gaat
meedoen aan de Ronde van
Frankrijk.
Gezegd van iemand die op het punt staat met zijn racefiets naar het zuiden
te vertrekken, behoort dit voorbeeld tot type [a]
(verplaatsingsbetekenis); gezegd van iemand die pas een jaar later aan het
genoemde evenement zal deelnemen, behoort de zin tot type
[b][1] (futuraal; al is een (toekomstige)
verplaatsing natuurlijk geïmpliceerd).
Iets dergelijks geldt voor:
12Ik ga die
brief nu onmiddellijk verbranden.
Begeeft de spreker zich tijdens het uitspreken van deze zin bijv. van zijn
studeerkamer naar de keuken, dan behoort de zin tot type
[a]; blijft hij waar hij is, dan is
gaan uitsluitend futuraal (type [b][2]).
Voorbeelden waar de uitsluitend futurale betekenis (type
[b][2]) de enig mogelijke of meest voor de hand
liggende is (vergelijk 13 met
10 en
14 met
11):
13Om de investeringen te
financieren gaat de maatschappij een lening
sluiten van twee miljoen.
14Ik ga ook
eens meedoen aan dat
telefoonspelletje.
15Hopelijk
gaat het nieuwe kabinet hier een eind aan
maken.
16Het is te verwachten dat de
liberalen de in te dienen motie gaan
steunen.
3
Het futurale gaan wordt soms bij voorkeur gebruikt bij
werkwoordelijke aanvullingen met een bepaalde betekenis. Daartoe behoren de
onder 2 al genoemde werkwoorden die een weersgesteldheid
uitdrukken. Voorwaarde voor het gebruik van deze werkwoorden in zinnen als
9 is wel, dat het op het moment
waarop de zin wordt uitgesproken, niet regent, sneeuwt, enz.
(anders zegt men: Het blijft regenen/sneeuwen, enz.). Er
wordt dus een verandering van toestand uitgedrukt, wat ook geldt voor de zo
aanstonds te noemen werkwoorden.
Omdat het hier gaat om een overgang van de ene toestand naar de andere, is
er dus een zekere overeenkomst met de 'overgangsbetekenis' van type
[b][1]>; vandaar dan ook dat er gesproken wordt
van twee subtypes die tot één hoofdtype behoren. De 'geleidelijke overgang'
van [b][1] is echter duidelijk te onderscheiden
van de 'verandering van toestand' van [b][2].
Een andere categorie werkwoorden die een verandering van toestand
uitdrukken en die, wanneer ze op de toekomst betrekking hebben, bij
voorkeur met gaan geconstrueerd worden, zijn werkwoorden die
een verandering van status, werkkring, woonplaats en dergelijke aanduiden,
zoals afstuderen, trouwen, (van betrekking) veranderen, verhuizen. Voorbeelden:
17(Heb je het al gehoord?) Jasper
en Laura gaan volgende maand
trouwen.
18In verband met mijn nieuwe baan
gaan we
verhuizen.
Voor de hier genoemde categorieën werkwoorden geldt dat gaan +
infinitief de normale toekomstaanduider is, en dat presens en vooral
futurum duidelijk minder gebruikelijk zijn.
4a
In het algemeen komt het futurale gaan meer in gesproken dan
in geschreven taal voor. Ook heeft het in het Belgische Nederlands (vooral
in West-Vlaanderen) meer mogelijkheden dan in het Nederlands dat in
Nederland gangbaar is; de hieronder als ' regionaal' gekenschetste
voorbeelden behoren tot eerstgenoemde taalvariëteit.
In de standaardtaal kan gaan als groepsvormend werkwoord niet
verbonden worden met hebben, zijn,
gaan (inclusief afleidingen en samenstellingen), een
hulpwerkwoord van modaliteit, (be)horen, dienen
en durven, terwijl futurum en presens van die werkwoorden wel
gebruikt kunnen worden. Vergelijk:
Uit het bovenstaande volgt dat zullen niet tot de
werkwoordelijke aanvulling van gaan kan behoren. Het
omgekeerde is wel mogelijk. Vergelijk:
Het ligt voor de hand in 29a
zal op te vatten als toekomst-aanduider en gaan
als werkwoord dat het inchoatief aspect aangeeft. In
30a kunnen zal en
gaan allebei moeilijk anders dan als toekomst-aanduiders
geïnterpreteerd worden. Dit pleonastisch gebruik van futurum en
gaan met infinitief is bepaald niet ongewoon te noemen.
Enkele andere voorbeelden:
31Hopelijk
zal het nieuwe kabinet doeltreffende maatregelen
gaan nemen.
32De volgende keer
zal ik ook eens mee gaan doen
aan dat telefoonspelletje.
33Een huis kopen? Dat
zal hem een hoop geld gaan
kosten.
34Je weet nooit wat er
zal gaan gebeuren.
4b
Als voor de uitdrukking van een toekomstige werking zowel het futurale
gaan (type [b][2]) als het presens
en/of het futurum bruikbaar zijn, bestaat er meestal een - vaak moeilijk
te omschrijven - betekenisverschil tussen deze uitdrukkingsmogelijkheden.
Zeer in het algemeen is dit betekenisverschil weer te geven in termen van
'onzekerheid' en 'zekerheid'. Uiteraard is de toekomst per definitie nog
niet zeker, maar de manier waarop men (zich) de toekomst voorstelt kan
meer of minder zeker zijn. Geringere zekerheid wordt dan uitgedrukt door
zullen, dat immers modale (bij)betekenissen kan hebben
(vergelijk
[18.5.4.4/iif]); grotere zekerheid door het presens en
gaan + infinitief.Vooral aan vragende zinnen is dit te
demonstreren. Vergelijk:
Wie 35a uitspreekt, verkeert in
onzekerheid over Hans' activiteiten van de volgende dag; op de gestelde
vraag lijkt niet direct een antwoord mogelijk (tenzij: Ik weet het niet.). Wie 35b zegt,
vraagt om informatie over deze activiteiten; de vraag suggereert dat er
een (eenvoudig) antwoord mogelijk is.
Vergelijk verder:
Zin 36a is van communicatief
standpunt gezien geen 'echte' vraag: de spreker uit zijn onzekerheid,
verwacht geen antwoord. Mits aan een ander gevraagd (bijv. aan een chef)
is 36b wel een normale vraag om
informatie, waarop in en antwoord 'zekerheid' gegeven kan worden.
Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor
37b. Zin
37a is geen zeer voor de hand
liggende uiting; als parafrase is mogelijk 'Ik vraag me af hoe jij je
morgen zult gedragen', wat ook weer onzekerheid weergeeft.
Andere nuances van (on)zekerheid komen voor in de volgende zinsparen,
zoals moge blijken uit de toegevoegde contexten en parafrases:
In niet-vragende zinnen zijn dergelijke betekenisverschillen meestal
minder duidelijk of zelfs praktisch afwezig. Vergelijk:
Al deze voorbeelden zijn uiteraard uitsluitend futuraal bedoeld. Toch
zullen veel taalgebruikers in de (a) -zinnen (met het futurum)
een modale nuance onderkennen, die in overeenstemming is met het hierboven
uiteengezette betekenisverschil tussen het futurum enerzijds en het
presens en gaan + infinitief anderzijds. Het futurum wordt
dan ook het meest gebruikt in de voorzichtiger en meer genuanceerd
geformuleerde geschreven taal, terwijl het presens en gaan +
infinitief meer voorkomen in de directere gesproken taal.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |