1.7 Zinsaccent en intonatie
Elke spraakuiting wordt gekenmerkt door eigenschappen die de individuele klanken
(klinkers en medeklinkers) overstijgen. Samen vormen deze eigenschappen de
prosodie. Een belangrijk onderdeel van prosodie is het
toonhoogteverloop van de zin: de intonatie (zinsmelodie).
Andere prosodische kenmerken van een spraakuiting zijn bijvoorbeeld de
spreeksnelheid en luidheid van de stem. De prosodie van een spraakuiting heeft
verschillende communicatieve functies, waaronder frasering, informatiestructurering, attitudesignalering en emotiesignalering.
Rietveld & Van Heuven (2016: 283-284).
Het toonhoogteverloop (ofwel de intonatiecontour) van een zin wordt
bepaald door de plaatsing van de zinsaccenten, het toonhoogteverloop tussen de accenten en de bedoeling van de
spreker.Verder lezen
Frasering
Ten eerste geeft prosodie de structuur van de spraakuiting aan door de grenzen van
woordgroepen en zinnen te markeren. Dit noemen we
frasering (ook wel: gesproken interpunctie). De prosodische
structuur van zinnen wordt gewoonlijk opgedeeld in
prosodische constituenten of prosodische domeinen: de
spraakuiting (U), de intonationele frase (IP), en de fonologische frase (φ).
Nespor & Vogel (1986)
De fonologische frase bestaat uit één of meer (prosodische) woorden. In
(1) is een overzicht gegeven van de prosodische constituenten die hier van
belang zijn.
1Prosodische hiërarchie
Spraakuiting (U)
Intonationele frase (IP)
Fonologische frase (φ)
Prosodisch woord (ω)
In het Nederlands wordt de fonologische frase gevormd door een lexicaal
woord en de voorafgaande functiewoorden, en
eventuele achterzetsels zoals in
in de woordgroep het bos in.
Daarnaast behoren functiewoorden aan het einde van een zin tot de voorgaande
fonologische frase.
Booij (1995: 144).
Een intonationele
frase (IP) bestaat uit een of meer fonologische frases en komt ruwweg overeen
met de syntactische
zin in de betekenis van ‘clause’.De grenzen van prosodische constituenten worden met name gemarkeerd door
temporele verschijnselen. Zo worden de grenzen van verschillende constituenten
gekenmerkt door een vertraging in de spreeksnelheid aan het einde van de
constituent (finale verlenging).
Rietveld & Van
Heuven (2016: 328).
Daarnaast worden de grenzen van een IP
vaak gemarkeerd door spreekpauzes.Nespor & Vogel (1986).
Neem bijvoorbeeld de volgende spraakuiting:Gussenhoven (2005:
119)
2De nieuwe architect bleef
krap zes maanden, maar niemand vond dat een
probleem
Deze uiting kan als volgt worden opgedeeld in IPs:
Nespor & Vogel
(1986)
3((De nieuwe architect bleef krap zes maanden)###IP###
(maar niemand vond dat een
probleem)###IP###)###U###
In zin (2) wordt de grens tussen de twee IP’s aangegeven door middel van een
komma. In spraak kan dit worden gedaan door middel van finale verlenging in de
eerste IP en eventueel een korte pauze in de spraakuiting. Ten slotte kunnen de
domeingrenzen (optioneel) gekenmerkt worden door grensmarkerende
toonhoogtebewegingen.
Informatiestructurering
Een tweede functie van prosodie is het aangeven van de informatiestructuur van een zin, de verhouding tussen oude en nieuwe
informatie. Woorden die nieuwe of belangrijke informatie bevatten krijgen een
zinsaccent. Een zinsaccent is een accent op de
beklemtoonde lettergreep van een woord in een zin, waardoor dat woord nadruk
krijgt. Een zin heeft minstens één zinsaccent. In het volgende voorbeeld is er
één woord met zinsaccent (waarbij de lettergreep met het zinsaccent met
hoofdletters is weergegeven):
4(Waar is Jan?) Jan is in de
KAmer.
Het accent op kamer in (4) geeft aan
dat de woordgroep in de kamer nieuwe
informatie is. Hierbij valt het accent op het prosodisch
hoofd van de woordgroep, in dit geval het inhoudswoord
kamer.
Jan krijgt geen accent,
omdat Jan al bekende informatie
is.
Behalve nieuwe informatie kunnen zinsaccenten ook een contrast aangeven:
5(Is Jan in de kamer of in de keuken?) Jan is in de
KAmer, niet in de KEUken.
Hier markeren contrastaccenten op
kamer en
keuken het contrast tussen
deze twee verschillende locaties. De fonetische
realisatie van een zinsaccent wordt primair gekenmerkt door een
toonhoogtebeweging, een stijging of daling (of een combinatie daarvan) in de
toonhoogte. Daarnaast wordt een woord met zinsaccent verlengd.
Attitudesignalering
Verder wordt prosodie gebruikt om de bedoeling van de spreker ten opzichte van de
inhoud van de zin aan te duiden. Zo kan bijvoorbeeld door middel van prosodie
worden aangegeven of de zin vragend of mededelend bedoeld is. Dit wordt uitgedrukt door middel van de
intonatiecontour van een zin. Zo eindigt een vragende zin meestal met een
stijgende intonatiecontour, terwijl een mededelende zin gewoonlijk wordt
gekenmerkt door een dalende intonatiecontour (6). Intonatiecontouren kunnen ook
aangeven of de beurt van de spreker is afgerond of voortgezet wordt,
en in combinatie met andere prosodische kenmerken signaleren of een zin oprecht
of sarcastisch is bedoeld.
6We gaan vanavond naar de schouwburg.
Dit voorbeeld komt
oorspronkelijk uit Collier & ’t Hart (1981).
Emotiesignalering
Een laatste functie van prosodie is emotiesignalering, waarbij de gemoedstoestand van de spreker de
intonatie van een zin beïnvloedt. Zo hebben vrolijke spraakuitingen vaak een
hogere toonhoogte en een groter bereik in het toonhoogteverloop dan verdrietige
spraakuitingen, die een lagere en vlakkere intonatiecontour hebben.
Van Bezooijen (1984); Mozziconacci (1998).
Verder lezen
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Nelleke Jansen | november 2020 | Een tussentijdse versie van dit hoofdstukdeel werd van commentaar voorzien door Geert Booij, Carlos Gussenhoven, en Vincent van Heuven. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van dit hoofdstukdeel berust bij de redacteure(en). |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |