1.1.2.1.2 De uitspraak van de gespannen middenklinkers
Nauw verbonden met de ontwikkelingen in de uitspraak van de diftongen
εi,
œy
en
ɔu
is de uitspraak van de gespannen middenklinkers
e,
ø en
o.
Deze middenklinkers worden in het Nederlands-Nederlands namelijk als tweeklanken
uitgesproken, respectievelijk als
ei
(bijv. teen als
tein),
øy
(bijv. leuk als
løyk)
en ou (bijv.
oom als
oum),
terwijl ze in het Belgisch-Nederlands altijd als monoftongen worden uitgesproken.
Zie Verhoeven (2005: 246).
Het zuiden van Nederland diftongeert ook, maar wel minder sterk dan de
rest van Nederland. De verschillen tussen vier Nederlandse en vier Belgische
regio’s zijn af te lezen uit Figuur 1:
Het gaat om de volgende regio’s: Nederland-Randstad (N-R),
Nederland-Midden (N-M), Nederland-Noorden (N-N), Nederland-Zuiden (N-S),
Vlaanderen-Limburg (F-L), West-Vlaanderen (F-W), Oost-Vlaanderen (F-E)
en Vlaanderen-Brabant (F-B).
Figuur 1 laat zien dat de middenklinkers in de vier Nederlandse regio’s (maar het
minst in het zuiden) gerealiseerd worden met redelijk veel verglijding tussen
het begin en einde van de klank, terwijl in de vier Vlaamse regio’s de waarden
van de eerste en tweede formant (F1 en F2) van het begin en einde van de
klinkers dicht bij elkaar liggen en dus niet of nauwelijks verglijding (of
diftongering) laten zien.
Bij de realisatie van de middenklinkers
e,
ø en
o als
tweeklanken (resp.
ei,
øy
en ou) in
het Nederlands-Nederlands is de mate van diftongering wel minder sterk dan bij
de ‘echte’ Nederlandse diftongen
εi,
œy en
ɔu.
Daarnaast zijn de middenklinkers ook fonetisch korter dan de ‘echte’
fonemische diftongen (Adank et al. 2004; Van der Harst 2011).
Bij jongere en bij hoger opgeleide Nederlanders treft men wel vaak een sterkere
mate van verglijding aan in hun realisatie van de middenklinkers. Dat komt
doordat het eerste element van de tweeklanken
ei,
øy
en ou met
een grotere openingsgraad wordt uitgesproken, resulterend in
εi,
œy
en ɔu. Dat
deze sterkere diftongering vooral in de uitspraak van hoger opgeleiden voorkomt,
werd voor het eerst geobserveerd door Stroop (1998), die het verschijnsel 'Poldernederlands' noemde. Volgens Stroop is de uitspraak van de
middenklinkers
e,
ø en
o als
sterk verglijdende diftongen een gevolg van de opener realisatie van de
tweeklanken
εi,
œy en
ɔu
zoals afgebeeld wordt in Figuur 3: doordat de oorspronkelijke tweeklanken
εi,
œy en
ɔu een
opener aanzet krijgen (namelijk resp.
ai,
ay
en au),
worden de oorspronkelijke monoftongen
e,
ø en
o naar
beneden meegetrokken (men spreekt dan van een drag chain)
in de articulatorische ruimte, waardoor ze de oorspronkelijke plaats van
εi,
œy en
ɔu op
de gesloten-open-as gaan innemen en als sterk verglijdende diftongen worden gerealiseerd.
Zie Stroop (1998), Jacobi (2009); zie Van de Velde (1996: 179-182) voor
een alternatieve hypothese waarbij er sprake is van een
push chain in plaats
van een drag chain, waarbij
de middenklinkers eerst gediftongeerd en verlaagd werden, wat vervolgens
resulteerde in een verlaging van de tweeklanken.
Verder lezen
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Kathy Rys | november 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |