5.5.1 Inleiding
Verder lezen
1
De bezittelijke voornaamwoorden komen op een aantal punten met de
persoonlijke overeen. Ze kunnen buitentekstelijk en binnentekstelijk
verwijzen. Ze worden onderscheiden naar persoon en getal
(vergelijk
[5.2.2]), naar de mogelijkheid om beklemtoond te worden (volle en
gereduceerde vormen), in de tweede persoon naar het gebruik in een
gesprekssituatie (je- en u-vormen)
(vergelijk
[5.2.4.2/1]) en in de derde persoon naar het genus
(vergelijk
[5.2.5.2/1]).
Op andere punten verschillen de bezittelijke voornaamwoorden van de
persoonlijke. Zo kan men
zelfstandige en
niet-zelfstandige vormen van het bezittelijk voornaamwoord onderscheiden. In het
volgende voorbeeld is mijn niet-zelfstandig (het fungeert als
determinator in de naamwoordelijke constituent mijn boek),
jouwe zelfstandig (het is zelf kern van een naamwoordelijke
constituent, t.w. het jouwe):
1Dit is niet mijn
boek, maar het jouwe.
Verder hebben de bezittelijke voornaamwoorden niet alleen een verwijzende
functie, maar drukken ze ook een 'bezitsrelatie'
uit
[5.5.2].
2
In afzonderlijke subparagrafen worden eerst enkele algemene aspecten van
het gebruik van het bezittelijk voornaamwoord behandeld. Daarna volgen
subparagrafen over de vormen en het gebruik van de niet-zelfstandige
bezittelijke voornaamwoorden van de eerste, tweede en derde persoon.
Vervolgens worden de zelfstandige vormen en enkele archaïsche vormen en
vaste uitdrukkingen besproken. Ten slotte wordt een subparagraaf gewijd aan
het gebruik van het bezittelijk voornaamwoord en het 'possessieve lidwoord'
in bepaalde verbindingen.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |