12.4.2.2 Suffigering
Suffigering is een veel gebruikt procedé om substantieven af
te leiden. We maken onderscheid tussen inheemse (Tabel 1)
en uitheemse (Tabel 2) suffixen (achtervoegsels). De
uitheemse suffixen worden beperkter gebruikt, en combineren voornamelijk met
uitheemse basiswoorden. Ook komen ze vaak voor in substantieven waarmee geen
basiswoord correspondeert. Zulke substantieven zijn daardoor slechts
gedeeltelijk gemotiveerd. Wat betreft het klemtoonpatroon van afgeleide substantieven geldt dat de meeste
inheemse suffixen klemtoonneutraal zijn, en dus de locatie
van de klemtoon op het basiswoord niet verandert, terwijl in substantieven met
uitheemse suffixen de hoofdklemtoon van het afgeleide woord op het suffix valt.
Hieronder volgt een beknopt overzicht van de mogelijkheden, met voor ieder soort
suffigering en ieder suffix enkele voorbeeldwoorden en links naar de paragrafen
waarin deze worden besproken.
Verder lezen
Inheemse suffixen
Tabel 1 geeft een overzicht van de verschillende manieren om substantieven te
maken door middel van suffigering. Sommige suffixen komen voor in de
voorbeeldwoorden van meer dan een betekeniscategorie, omdat ze verschillende
typen bijdragen kunnen leveren aan een afgeleid woord. Zo kan het suffix -er gebruikt worden om persoonsnamen te maken zoals
werker, maar ook
instrumentnamen zoals zoemer en
gebeurtenisnamen zoals uitglijder.
Individuele afgeleide substantieven kunnen ook polyseem
zijn. Zo kan het woord zender,
afgeleid van het werkwoord zenden
met het suffix -er, een persoon aanduiden, maar ook
een instrument of een radio/tv-kanaal.
Tabel 1. Vorming van substantieven door inheemse suffigering
soort suffigering | voorbeeldwoorden |
substantivering van adjectieven | (de) blind-e, (het) goed-e, (iets) nieuw-s |
substantivering van werkwoorden | werk-ing, knoei-erij, kom-st, gav-e, gif-t, erf-enis, sterf-te |
verkleinwoorden | vrouw-tje, bak-je, mann-etje, riem-pje, konin-kje |
persoonsnamen | bakk-er, molen-aar, viez-erd, wreed-aard, viez-erik, naar-ling, herberg-ier |
inwonersnamen | Brussel-aar, Gent-enaar, Spanj-aard, Amsterdamm-er |
vrouwelijke persoonsnamen | advocat-e, diev-egge, baron-es, eigenar-esse, boer-in, dominee-se, arbeid-ster |
zaaknamen | eigen-dom, wekk-er, per-elaar, bloemist-erij, abd-ij, buurt-schap, dek-sel |
verzamelnamen | burger-dom, christen-heid, burger-ij, gezel-schap |
abstracta | dijenklets-er, schoon-heid, voogd-ij, duister-nis, reken-schap, dien-st, druk-te, lief-de |
Uitheemse suffixen
Ook uitheemse suffixen worden gebruikt om substantieven te maken, zij het
voornamelijk in combinatie met uitheemse basiswoorden, of met uitheemse
wortels. Sommige uitheemse suffixen combineren ook met
enkele inheemse basiswoorden, zoals het suffix -age
in lekkage. Daarnaast kunnen zowel
uitheemse als inheemse eigennamen fungeren als basiswoorden voor afleiding met
uitheemse suffixen, zoals we zien in de woorden
Chomskyaan en
Gezelliaan.
Tabel 2. Vorming van substantieven door uitheemse suffigering
soort suffigering | voorbeeldwoorden |
nominalisatie van werkwoorden | kanonn-ade, arbitr-age, offer-ande, stabilis-atie, bombard-ement, discuss-ie |
persoonsnamen | diamant-air, collect-ant, bibliothec-aris, gymnasi-ast, instig-ator, republik-ein, doc-ent, inspect-eur, paroch-iaan, polit-icus, antisem-iet, august-ijn, lokett-ist |
vrouwelijke persoonsnamen | academic-a, brun-ette, advis-euse, comed-iënne, blond-ine, act-rice |
inwonersnamen | Afrik-aan, Azi-aat, Roem-een, Portug-ees, Jemen-iet, Alger-ijn, Cypri-oot |
zaaknamen | document-aire, condens-ator, oper-ette, brom-ide, bonbonn-iëre, psych-oot, urin-oir |
abstracta | schand-aal, pikant-erie, symbol-iek, commun-isme, stabil-iteit, kandidat-uur |
Daarnaast zijn er uitheemse suffixen die specifiek gebruikt worden in de chemische
terminologie, zoals -ide in
fluoride en -yl in
vinyl, en voor medische
terminologie zoals -itis in namen voor ontstekingen
zoals appendicitis
‘blinde-darmontsteking’.
Het meervoudssuffix voor afgeleide substantieven: -s of -en
De keuze van een meervoudssuffix (-s of -en) voor afgeleide substantieven is deels
voorspelbaar. De hoofdregel is dat -s optreedt na
een onbeklemtoonde lettergreep, en -en na een
beklemtoonde. Met andere woorden: de meervoudsvorm moet bij voorkeur eindigen op
een trochee. Woorden met uitheemse suffixen krijgen -en omdat het suffix de hoofdklemtoon van het woord
draagt (bijvoorbeeld Afrikán-en).
Dit geldt ook voor inheemse beklemtoonde suffixen zoals -in (leeuw-ínn-en) en
-es
(voogd-éss-en). Een
uitzondering vormen woorden op -isme waar -ismen en -ismes allebei
mogelijk zijn, omdat de slot-sjwa van -isme wordt
weggelaten, zodat er in beide gevallen sprake is van een slot-trochee
(germanismen / germanismes).
Dit geldt ook voor andere woorden op -e zoals
stilte met als meervoud
stiltes of
stilten. Bij enkele
uitheemse suffixen op een sjwa moet altijd -s
gekozen worden: -age
(rapport-age-s) en -ette
(maison-ette-s), onder invloed
van het Frans waaraan deze suffixen ontleend zijn. Afgeleide persoonsnamen
hebben soms een voorkeur voor -s; vergelijk
portiers (bewakers bij de
ingang) met portieren
(autodeuren).
Bij inheemse suffixen bepaalt het suffix soms de keuze van een meervoudssuffix.
Zo vereist een verkleinwoordsuffix altijd -s
(kindje – kindje-s), evenals
het vrouwelijke suffix -e
(student-e-s). Woorden op
-ing
(handeling-en) en
persoonsnamen op -e (de goede
– de goed-en) vereisen altijd -en. Suffixen zoals -dom
en -schap vormen een zelfstandig
prosodisch woord en dragen daardoor secundaire klemtoon. Ze kiezen daarom -en als meervoudssuffix, zodat het woord op een trochee eindigt:
hertogdomm-en,
vriendschapp-en.
Zie Booij (1998, 2019: 17-29).
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | juni 2022 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 12,../../data/archief/ans2/e-ans/12/body.html; |