Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google
12.1.2 Afleiding
Onder afleiding verstaan we de vorming van een woord door toevoeging van een affix aan een basiswoord. Affixen zijn gebonden morfemen, die niet zelfstandig als woord kunnen optreden. Het affix kan een voorvoegsel (prefix) zijn zoals on- in onzin, of een achtervoegsel (suffix) zoals -er in visser. Combinaties van een voorvoegsel en een achtervoegsel (een circumfix) zien we in een woord als geboomte (ge- ... -te). Een verschil tussen Nederlandse prefixen en suffixen is dat suffixen altijd de woordsoort van het afgeleide woord bepalen, terwijl dat slechts voor een beperkt aantal prefixen geldt.
Enkele uitheemse suffixen komen voor in zowel nomina als adjectieven. Zo vinden we -aat in het substantief doctoraat en het adjectief accuraat, en het woord katholiek kan zowel een substantief als een adjectief zijn. Zulke suffixen vertonen dus flexibiliteit qua woordsoort. Zie De Belder (2011) en Creemers et al. (2018).
We maken daarom onderscheid tussen woordsoortbepalende (categoriebepalende) en woordsoortneutrale (categorieneutrale) affixen.
Verder lezen
Dat suffixen woordsoortbepalend zijn betekent niet dat ze de woordsoort altijd veranderen. In het woord moederschap bijvoorbeeld is zowel basiswoord als afgeleid woord een zelfstandig naamwoord. Wel is er in dit voorbeeld verandering van het woordgeslacht (genus): moeder is een de-woord, maar moederschap een het-woord, anders dan bijvoorbeeld (de) ballingschap. In tabel (1) worden de verschillende mogelijkheden geïllustreerd.
In voorbeeldwoorden in tabellen wordt het koppelteken gebruikt om de morfologische bouw van woorden aan te geven. Dit staat dus los van het gebruik van koppeltekens in de huidige regels voor de spelling van het Nederlands.
Tabel 1. Afleiding en woordsoortbepaling. A = adjectief, N = substantief, V = werkwoord, Adv = bijwoord
woordsoortbepaling proces basiswoord afgeleid woord
A > N suffigering schoon schoon-heid
V > N prefigering praat ge-praat
suffigering spreek sprek-er
N > N prefigering zin on-zin
suffigering moeder moeder-schap
N > A suffigering meester meester-lijk
V > A suffigering lees lees-baar
A > A prefigering gewoon on-gewoon
suffigering blauw blauw-ig
N > V prefigering wond ver-wond(en)
suffigering analyse analys-er(en)
A > V prefigering bleek ver-blek(en)
suffigering kalm kalm-er(en)
V > V prefigering rijd be-rijd(en)
suffigering krab krabb-el(en)
N > Adv suffigering huis huis-waarts
A > Adv suffigering recent recent-elijk
V > Adv suffigering raak rak-elings
Als een affix de woordsoort van het afgeleide woord bepaalt, wordt het affix wel het hoofd van het afgeleide woord genoemd.
Bij afgeleide zelfstandige naamwoorden bepaalt het suffix verder het woordgeslacht, en soms ook de keuze van het meervoudsuffix (-s of -en). Woorden die eindigen op een sjwa (ə) kunnen in het algemeen zowel -s als -en als meervoudsuitgang hebben (bijvoorbeeld bodes en boden), maar bij verkleinwoorden is de keuze voor het suffix -s verplicht (bijvoorbeeld traantjes, huisjes, bonnetjes, riempjes, koninkjes).
Tabel 2. Geslacht en meervoud van verkleinwoorden
basiswoord verkleinwoord meervoudsvorm
(de) traan (N) (het) traan-tje traan-tje-s
speel (V) (het) speel-tje speel-tje-s
nieuw (A) (het) nieuw-tje nieuw-tje-s
Het nominaliserende prefix ge- bepaalt ook de woordsoort en het genus (onzijdig), zoals in (het) gezeur.
Met de meeste suffixen worden de-woorden gemaakt, maar met de volgende suffixen het-woorden:
De suffixen -dom en -schap creëren ook de-woorden zoals (de) rijkdom en (de) ballingschap, zie de vorming van zaaknamen.
suffix afgeleid woord
-dom het christen-dom, het eigen-dom
-e het goed-e, het boz-e
-ement het bombard-ement, het trakt-ement
-isme het marx-isme, het ideal-isme
-schap het moeder-schap, het dichter-schap
-sel het bak-sel, het raad-sel
-tje het traan-tje, het speel-tje
ge-…-te het ge-boom-te, het ge-dier-te
Affixen die werkwoorden creëren, bepalen ook de syntactische valentie van het afgeleide werkwoord. Het prefix be- bijvoorbeeld maakt overgankelijke of transitieve werkwoorden op basis van zelfstandige naamwoorden (N), adjectieven (A), en werkwoorden (V).
Tabel 4. Transitieve afgeleide be-werkwoorden
basiswoord afgeleid woord
basiswoord N dijk bedijken
basiswoord A zwanger bezwangeren
basiswoord V kijken bekijken
Het werkwoord bekijken dat in tegenstelling tot het basiswoord kijken verplicht transitief is, laat zien dat, ook als er geen verandering van woordsoort aan de orde is, de aanhechting van een prefix toch effect kan hebben op de syntactische eigenschappen van de afgeleide werkwoorden.
Zowel bij afleiding als bij flexie wordt een affix toegevoegd (affigering). Het verschil tussen beide is dat bij afleiding nieuwe woorden gevormd worden, maar bij flexie vormen van een en hetzelfde woord.
Het onderscheid tussen afleiding en flexie
Verdieping
Het onderscheid tussen afleiding en flexie
Zowel bij flexie als bij afleiding wordt gebruik gemaakt van de toevoeging van een affix. Het affix -er wordt bijvoorbeeld zowel gebruikt om de vergelijkende trap van een adjectief te vormen (groot-groter), een geval van flexie, als ook om het substantief eter af te leiden van het werkwoord eten, een geval van afleiding. Flexie omvat de verbuiging van naamwoorden (zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en voornaamwoorden) en de vervoeging van werkwoorden. Bij flexie gaat het om de verschillende vormen die een woord kan hebben. Zo hebben werkwoorden verschillende vormen, waarvan de keuze deels wordt bepaald door de syntactische omgeving: de persoonsvormen, tegenwoordige tijd versus verleden tijd, de deelwoorden en de infinitief. Veel zelfstandige naamwoorden hebben een enkelvouds- en een meervoudsvorm. Adjectieven worden verbogen als ze attributief gebruikt worden.
Het verschil tussen flexie en afleiding wordt wel omschreven met behulp van het begrip lexeem: het woord als lexicale eenheid, geabstraheerd van de verschillende vormen ervan. Je kunt bijvoorbeeld zeggen dat het lexeem ZIN twee vormen heeft, de enkelvoudsvorm zin en de meervoudsvorm zinnen. Maar ONZIN en ZINNIG zijn aparte lexemen (lexemen zijn weergegeven in hoofdletters). Alleen bij afleiding worden nieuwe lexemen gemaakt.
Wat zijn verder verschillen tussen flexie en afleiding? Belangrijk is dat bij flexie de woordsoort niet verandert. Bij afleiding kan dat wel, maar hoeft dat niet.
De onbepaalde wijs en de deelwoorden van een werkwoord hebben wel, naast een werkwoordelijk ook deels een ander karakter, want ze kunnen fungeren als respectievelijk zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, zoals in het lopen en een gelopen race.
Affigering met het suffix -ig kan bijvoorbeeld woordsoortverandering met zich meebrengen: zin is een zelfstandig naamwoord, maar zinnig een adjectief. In onzin heeft het prefix on- de woordsoort (zelfstandig naamwoord) van het basiswoord gehandhaafd. Dit laat zien dat afleiding niet altijd de woordsoort verandert. Verder is er een bepaalde volgorde van affixen in een geleed woord: flexie-affixen staan aan de buitenkant, afleidingsaffixen aan de binnenkant. Zo staat in het woord zinnige (zoals gebruikt in de woordgroep een zinnige aanpak) het flexiesuffix -e na het afleidingssuffix -ig. In het voltooid deelwoord geblondeerd komt het flexiesuffix d- na het afleidingssuffix -eer.
Affixsubstitutie
Tabel i. Woordparen x+eer / x+ant
Tabel ii. Woordparen x+er(en) / x+atie
Tabel iii. Prefixsubstitutie
Verdieping
Affixsubstitutie
Er is niet voor ieder geleed woord een basiswoord beschikbaar dat als lexeem in het Nederlands voorkomt. Zo is er geen lexeem specuul dat als basis had kunnen dienen van het woord speculant, en hetzelfde geldt voor de andere zelfstandige naamwoorden in (i). Maar wel is er het volgende patroon: werkwoorden met de stamvorm x+eer correleren met substantieven van de vorm x+ant:
Tabel i. Woordparen x+eer / x+ant
werkwoord substantief
collecter(en) collectant
contribuer(en) contribuant
demonstrer(en) demonstrant
passer(en) passant
speculer(en) speculant
Het morfeem specuul wordt een wortel genoemd, het deel van een woord na aftrek van het affix. De stam van het werkwoord contribueren bestaat uit een (uitheems) prefix con-, een wortel tribu- en een suffix -eer.
Ook de woorden in (ii) die eindigen op -atie hebben geen basiswoord als deelconstituent:
Tabel ii. Woordparen x+er(en) / x+atie
werkwoord substantief
concentrer(en) concentratie
demonstrer(en) demonstratie
prester(en) prestatie
organiser(en) organisatie
speculere(en) speculatie
De zelfstandige naamwoorden op -atie in (ii) staan wel in een systematische vorm-betekenisrelatie met de corresponderende werkwoorden op -eren met dezelfde uitheemse wortel. Ze duiden de handeling aan die door het werkwoord op -eren wordt genoemd.
We kunnen de vorming van de zelfstandige naamwoorden op -ant en -atie zien als gevallen van vervanging van het ene suffix (-eer) door het andere (-ant, -atie). Er is dan sprake van affixsubstitutie. Dit komt veel voor bij woorden die ontleend zijn aan het Grieks, het Latijn, en het Frans. Maar ook in de inheemse woordenschat zien we dit verschijnsel, zoals bij de volgende werkwoorden:
Tabel iii. Prefixsubstitutie
basiswerkwoord afgeleid werkwoord
veroveren heroveren
verzuilen ontzuilen
verstoppen ontstoppen
In het afgeleide werkwoord zit de betekenis van het met ver- geprefigeerde werkwoord. Zo betekent heroveren ‘opnieuw veroveren’. Een ander voorbeeld van affixsubstitutie is de vervanging van het suffix -er door het vrouwelijke suffix -ster in woorden als padvindster en reizigster, die zijn afgeleid van de woorden padvinder en reiziger.
Meer lezen
Specifieke gevallen van afleiding komen in meer detail aan bod bij de vorming van de verschillende woordsoorten:
Literatuur
    Interessante links
    ANS
    Taalportaal
    Taaladvies
    Versiegeschiedenis
    versie redacteur(en) datum opmerkingen
    3.0 Geert Booij juni 2022
    2.1 januari 2019 Automatische conversie van ANS 2.0
    2.0 W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn 1997 hoofdstuk 12,../../data/archief/ans2/e-ans/12/body.html;
    Interessante links