Dat suffixen woordsoortbepalend zijn betekent niet dat ze de woordsoort altijd veranderen. In het
woord
moederschap bijvoorbeeld is
zowel basiswoord als afgeleid woord een zelfstandig naamwoord. Wel is er in dit
voorbeeld verandering van het woordgeslacht (
genus):
moeder is een
de-woord, maar
moederschap een
het-woord, anders dan
bijvoorbeeld (
de)
ballingschap. In tabel (1)
worden de verschillende mogelijkheden geïllustreerd.
In voorbeeldwoorden in tabellen wordt het koppelteken gebruikt om de
morfologische bouw van woorden aan te geven. Dit staat dus los van het
gebruik van koppeltekens in de huidige regels voor de spelling van het
Nederlands.
Tabel 1. Afleiding en woordsoortbepaling. A = adjectief, N = substantief, V = werkwoord, Adv
= bijwoord
A > N |
suffigering |
schoon |
schoon-heid |
V > N |
prefigering |
praat |
ge-praat |
|
suffigering |
spreek |
sprek-er |
N > N |
prefigering |
zin |
on-zin |
|
suffigering |
moeder |
moeder-schap |
N > A |
suffigering |
meester |
meester-lijk |
V > A |
suffigering |
lees |
lees-baar |
A > A |
prefigering |
gewoon |
on-gewoon |
|
suffigering |
blauw |
blauw-ig |
N > V |
prefigering |
wond |
ver-wond(en) |
|
suffigering |
analyse |
analys-er(en) |
A > V |
prefigering |
bleek |
ver-blek(en) |
|
suffigering |
kalm |
kalm-er(en) |
V > V |
prefigering |
rijd |
be-rijd(en) |
|
suffigering |
krab |
krabb-el(en) |
N > Adv |
suffigering |
huis |
huis-waarts |
A > Adv |
suffigering |
recent |
recent-elijk |
V > Adv |
suffigering |
raak |
rak-elings |
Als een affix de woordsoort van het afgeleide woord bepaalt, wordt het affix wel het hoofd van het afgeleide woord genoemd.
Bij afgeleide zelfstandige naamwoorden bepaalt het suffix verder het woordgeslacht, en soms ook de keuze van het meervoudsuffix (-s of -en). Woorden die eindigen op een sjwa (ə) kunnen in het algemeen zowel -s als -en als meervoudsuitgang hebben (bijvoorbeeld bodes en boden), maar bij verkleinwoorden is de keuze voor het suffix -s verplicht (bijvoorbeeld traantjes, huisjes, bonnetjes, riempjes, koninkjes).
Tabel 2. Geslacht en meervoud van verkleinwoorden
(de) traan (N) |
(het) traan-tje |
traan-tje-s |
speel (V) |
(het) speel-tje |
speel-tje-s |
nieuw (A) |
(het) nieuw-tje |
nieuw-tje-s |
Het nominaliserende prefix ge- bepaalt ook de woordsoort en het genus (onzijdig), zoals in (het) gezeur.
Met de meeste suffixen worden
de-woorden gemaakt, maar met de
volgende suffixen
het-woorden:
De suffixen
-dom en
-schap creëren ook
de-woorden
zoals
(de) rijkdom en
(de) ballingschap,
zie
de vorming van zaaknamen.
-dom |
het
christen-dom, het eigen-dom
|
-e |
het goed-e, het boz-e
|
-ement |
het
bombard-ement, het
trakt-ement
|
-isme |
het marx-isme, het
ideal-isme
|
-schap |
het
moeder-schap, het
dichter-schap
|
-sel |
het bak-sel, het raad-sel
|
-tje |
het traan-tje, het speel-tje
|
ge-…-te |
het
ge-boom-te, het
ge-dier-te
|
Affixen die werkwoorden creëren, bepalen ook de syntactische valentie van het afgeleide werkwoord. Het prefix be- bijvoorbeeld maakt overgankelijke of transitieve werkwoorden op basis van zelfstandige naamwoorden (N), adjectieven (A), en werkwoorden (V).
Tabel 4. Transitieve afgeleide be-werkwoorden
basiswoord N |
dijk |
bedijken |
basiswoord A |
zwanger |
bezwangeren |
basiswoord V |
kijken |
bekijken |
Het werkwoord bekijken dat in tegenstelling tot het basiswoord kijken verplicht transitief is, laat zien dat, ook als er geen verandering van woordsoort aan de orde is, de aanhechting van een prefix toch effect kan hebben op de syntactische eigenschappen van de afgeleide werkwoorden.
Zowel bij afleiding als bij flexie wordt een affix toegevoegd
(affigering).
Het verschil tussen beide is dat bij afleiding nieuwe woorden gevormd worden,
maar bij flexie vormen van een en hetzelfde woord.