12.1.2 Afleiding
Onder afleiding verstaan we de vorming van een woord door toevoeging van een
affix aan een basiswoord. Affixen zijn
gebonden morfemen, die niet zelfstandig als woord
kunnen optreden. Het affix kan een voorvoegsel (prefix)
zijn zoals on- in
onzin, of een achtervoegsel
(suffix) zoals -er in
visser. Combinaties
van een voorvoegsel en een achtervoegsel (een
circumfix) zien we in een woord als
geboomte (ge- ... -te). Een
verschil tussen Nederlandse prefixen en suffixen is dat suffixen altijd de
woordsoort van het afgeleide woord bepalen, terwijl dat slechts voor een beperkt
aantal prefixen geldt.
Enkele uitheemse suffixen komen voor in zowel nomina als adjectieven. Zo
vinden we -aat in het substantief
doctoraat en het
adjectief accuraat, en het
woord katholiek kan zowel
een substantief als een adjectief zijn. Zulke suffixen vertonen dus
flexibiliteit qua woordsoort. Zie De Belder (2011) en Creemers et al.
(2018).
We maken daarom onderscheid tussen woordsoortbepalende
(categoriebepalende) en woordsoortneutrale
(categorieneutrale) affixen.Verder lezen
Dat suffixen woordsoortbepalend zijn betekent niet dat ze de woordsoort altijd veranderen. In het
woord moederschap bijvoorbeeld is
zowel basiswoord als afgeleid woord een zelfstandig naamwoord. Wel is er in dit
voorbeeld verandering van het woordgeslacht (genus):
moeder is een
de-woord, maar
moederschap een
het-woord, anders dan
bijvoorbeeld (de)
ballingschap. In tabel (1)
worden de verschillende mogelijkheden geïllustreerd.
In voorbeeldwoorden in tabellen wordt het koppelteken gebruikt om de
morfologische bouw van woorden aan te geven. Dit staat dus los van het
gebruik van koppeltekens in de huidige regels voor de spelling van het
Nederlands.
Tabel 1. Afleiding en woordsoortbepaling. A = adjectief, N = substantief, V = werkwoord, Adv
= bijwoord
woordsoortbepaling | proces | basiswoord | afgeleid woord |
A > N | suffigering | schoon | schoon-heid |
V > N | prefigering | praat | ge-praat |
suffigering | spreek | sprek-er | |
N > N | prefigering | zin | on-zin |
suffigering | moeder | moeder-schap | |
N > A | suffigering | meester | meester-lijk |
V > A | suffigering | lees | lees-baar |
A > A | prefigering | gewoon | on-gewoon |
suffigering | blauw | blauw-ig | |
N > V | prefigering | wond | ver-wond(en) |
suffigering | analyse | analys-er(en) | |
A > V | prefigering | bleek | ver-blek(en) |
suffigering | kalm | kalm-er(en) | |
V > V | prefigering | rijd | be-rijd(en) |
suffigering | krab | krabb-el(en) | |
N > Adv | suffigering | huis | huis-waarts |
A > Adv | suffigering | recent | recent-elijk |
V > Adv | suffigering | raak | rak-elings |
Als een affix de woordsoort van het afgeleide woord bepaalt, wordt het affix wel het hoofd van het afgeleide woord genoemd.
Bij afgeleide zelfstandige naamwoorden bepaalt het suffix verder het woordgeslacht, en soms ook de keuze van het meervoudsuffix (-s of -en). Woorden die eindigen op een sjwa (ə) kunnen in het algemeen zowel -s als -en als meervoudsuitgang hebben (bijvoorbeeld bodes en boden), maar bij verkleinwoorden is de keuze voor het suffix -s verplicht (bijvoorbeeld traantjes, huisjes, bonnetjes, riempjes, koninkjes).
Tabel 2. Geslacht en meervoud van verkleinwoorden
basiswoord | verkleinwoord | meervoudsvorm |
(de) traan (N) | (het) traan-tje | traan-tje-s |
speel (V) | (het) speel-tje | speel-tje-s |
nieuw (A) | (het) nieuw-tje | nieuw-tje-s |
Het nominaliserende prefix ge- bepaalt ook de woordsoort en het genus (onzijdig), zoals in (het) gezeur.
Met de meeste suffixen worden de-woorden gemaakt, maar met de
volgende suffixen het-woorden:
De suffixen -dom en -schap creëren ook de-woorden
zoals (de) rijkdom en
(de) ballingschap,
zie de vorming van zaaknamen.
suffix | afgeleid woord |
-dom | het christen-dom, het eigen-dom |
-e | het goed-e, het boz-e |
-ement | het bombard-ement, het trakt-ement |
-isme | het marx-isme, het ideal-isme |
-schap | het moeder-schap, het dichter-schap |
-sel | het bak-sel, het raad-sel |
-tje | het traan-tje, het speel-tje |
ge-…-te | het ge-boom-te, het ge-dier-te |
Affixen die werkwoorden creëren, bepalen ook de syntactische valentie van het afgeleide werkwoord. Het prefix be- bijvoorbeeld maakt overgankelijke of transitieve werkwoorden op basis van zelfstandige naamwoorden (N), adjectieven (A), en werkwoorden (V).
Tabel 4. Transitieve afgeleide be-werkwoorden
basiswoord | afgeleid woord | |
basiswoord N | dijk | bedijken |
basiswoord A | zwanger | bezwangeren |
basiswoord V | kijken | bekijken |
Het werkwoord bekijken dat in tegenstelling tot het basiswoord kijken verplicht transitief is, laat zien dat, ook als er geen verandering van woordsoort aan de orde is, de aanhechting van een prefix toch effect kan hebben op de syntactische eigenschappen van de afgeleide werkwoorden.
Zowel bij afleiding als bij flexie wordt een affix toegevoegd
(affigering).
Het verschil tussen beide is dat bij afleiding nieuwe woorden gevormd worden,
maar bij flexie vormen van een en hetzelfde woord.
Het onderscheid tussen afleiding en flexie
Verdieping
Het onderscheid tussen afleiding en flexie
Zowel bij flexie als bij afleiding wordt gebruik gemaakt van de toevoeging van een affix. Het affix -er wordt bijvoorbeeld zowel gebruikt om de vergelijkende trap van een adjectief te vormen (groot-groter), een geval van flexie, als ook om het substantief eter af te leiden van het werkwoord eten, een geval van afleiding. Flexie omvat de verbuiging van naamwoorden (zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en voornaamwoorden) en de vervoeging van werkwoorden. Bij flexie gaat het om de verschillende vormen die een woord kan hebben. Zo hebben werkwoorden verschillende vormen, waarvan de keuze deels wordt bepaald door de syntactische omgeving: de persoonsvormen, tegenwoordige tijd versus verleden tijd, de deelwoorden en de infinitief. Veel zelfstandige naamwoorden hebben een enkelvouds- en een meervoudsvorm. Adjectieven worden verbogen als ze attributief gebruikt worden.
Het verschil tussen flexie en afleiding wordt wel omschreven met behulp van het begrip
lexeem: het woord als lexicale eenheid,
geabstraheerd van de verschillende vormen ervan. Je kunt bijvoorbeeld
zeggen dat het lexeem ZIN twee vormen heeft, de enkelvoudsvorm
zin en de
meervoudsvorm zinnen. Maar
ONZIN en ZINNIG zijn aparte lexemen (lexemen zijn weergegeven in
hoofdletters). Alleen bij afleiding worden nieuwe lexemen gemaakt.
Wat zijn verder verschillen tussen flexie en afleiding? Belangrijk is dat bij flexie de
woordsoort niet verandert. Bij afleiding kan dat wel, maar hoeft dat niet.
De onbepaalde wijs en de deelwoorden van een werkwoord hebben
wel, naast een werkwoordelijk ook deels een ander karakter, want
ze kunnen fungeren als respectievelijk zelfstandige en
bijvoeglijke naamwoorden, zoals in het
lopen en een
gelopen race.
Affigering met het suffix -ig kan bijvoorbeeld
woordsoortverandering met zich meebrengen:
zin is een
zelfstandig naamwoord, maar
zinnig een adjectief. In
onzin heeft het
prefix on- de woordsoort (zelfstandig
naamwoord) van het basiswoord gehandhaafd. Dit laat zien dat afleiding
niet altijd de woordsoort verandert. Verder is er een bepaalde volgorde
van affixen in een geleed woord: flexie-affixen staan aan de buitenkant,
afleidingsaffixen aan de binnenkant. Zo staat in het woord
zinnige (zoals
gebruikt in de woordgroep
een
zinnige aanpak) het
flexiesuffix -e na het afleidingssuffix
-ig. In het voltooid deelwoord
geblondeerd
komt het flexiesuffix d- na het
afleidingssuffix -eer.
Affixsubstitutie
Tabel i. Woordparen x+eer
/ x+ant
Tabel ii. Woordparen x+er(en) / x+atie
Tabel iii. Prefixsubstitutie
Verdieping
Affixsubstitutie
Er is niet voor ieder geleed woord een basiswoord beschikbaar dat als lexeem in het Nederlands
voorkomt. Zo is er geen lexeem
specuul dat als basis
had kunnen dienen van het woord
speculant, en
hetzelfde geldt voor de andere zelfstandige naamwoorden in (i). Maar wel
is er het volgende patroon: werkwoorden met de stamvorm
x+eer correleren met
substantieven van de vorm
x+ant:
Tabel i. Woordparen x+eer
/ x+ant
werkwoord | substantief |
collecter(en) | collectant |
contribuer(en) | contribuant |
demonstrer(en) | demonstrant |
passer(en) | passant |
speculer(en) | speculant |
Het morfeem specuul wordt een wortel genoemd, het deel van een woord na aftrek van het affix. De stam van het werkwoord contribueren bestaat uit een (uitheems) prefix con-, een wortel tribu- en een suffix -eer.
Ook de woorden in (ii) die eindigen op -atie hebben geen basiswoord als deelconstituent:
Tabel ii. Woordparen x+er(en) / x+atie
werkwoord | substantief |
concentrer(en) | concentratie |
demonstrer(en) | demonstratie |
prester(en) | prestatie |
organiser(en) | organisatie |
speculere(en) | speculatie |
De zelfstandige naamwoorden op -atie in (ii) staan wel in een systematische vorm-betekenisrelatie met de corresponderende werkwoorden op -eren met dezelfde uitheemse wortel. Ze duiden de handeling aan die door het werkwoord op -eren wordt genoemd.
We kunnen de vorming van de zelfstandige naamwoorden op -ant en -atie zien als gevallen van vervanging van het ene suffix (-eer) door het andere (-ant, -atie). Er is dan sprake van affixsubstitutie. Dit komt veel voor bij woorden die ontleend zijn aan het Grieks, het Latijn, en het Frans. Maar ook in de inheemse woordenschat zien we dit verschijnsel, zoals bij de volgende werkwoorden:
Tabel iii. Prefixsubstitutie
basiswerkwoord | afgeleid werkwoord |
veroveren | heroveren |
verzuilen | ontzuilen |
verstoppen | ontstoppen |
In het afgeleide werkwoord zit de betekenis van het met ver- geprefigeerde werkwoord. Zo betekent heroveren ‘opnieuw veroveren’. Een ander voorbeeld van affixsubstitutie is de vervanging van het suffix -er door het vrouwelijke suffix -ster in woorden als padvindster en reizigster, die zijn afgeleid van de woorden padvinder en reiziger.
Meer lezen
Specifieke gevallen van afleiding komen in meer detail aan bod bij de vorming van
de verschillende woordsoorten:
- 12.3 De vorming van werkwoorden > 12.3.2. Afleiding
- 12.4 De vorming van substantieven > 12.4.2 Afleiding
- 12.5 De vorming van adjectieven > 12.5.2 Afleiding
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | juni 2022 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 12,../../data/archief/ans2/e-ans/12/body.html; |