1.7.1.3 Syntactische structuur en accentplaatsing
De plaatsing van het zinsaccent wordt niet alleen bepaald
door de informatiestructuur van een zin (zie paragraaf
1.7.1.1), maar ook gedeeltelijk door de syntactische structuur van
een zin. Zo zijn er een aantal grammaticale eigenschappen die bepalen of een
woord of woordgroep wel of geen zinsaccent kan krijgen.
Functiewoorden krijgen gewoonlijk geen zinsaccent, net
als syntactische constituenten die aan de rechterrand van een zin zijn
bijgevoegd, zoals bijwoordelijke bepalingen. Ook valt het zinsaccent niet op
werkwoorden grenzend aan een argument in zinnen die een
gebeurtenis beschrijven. Aan de andere kant zorgt
topicalisatie van een woord er juist voor dat dit woord
wél een accent krijgt.
Verder lezen
Syntaxis en deaccentuering
Er zijn verschillende syntactische eigenschappen die ervoor zorgen dat een woord
of woordgroep gedeaccentueerd blijft. We beschrijven ze hier aan de hand van zin (1),
Bron: Gussenhoven (2005: 120)
waarin alleen het woord
postbode een zinsaccent krijgt,
terwijl de,
gisteren,
heeft een ongeluk gehad,
Hendrik, en
zei Rie op veelbetekenende
toon buiten de zinsaccenttoekenning blijven.
1'De POSTbode heeft
gisteren een ongeluk gehad, Hendrik’, zei Rie op veelbetekenende
toon.
Ten eerste speelt woordsoort een rol: functiewoorden krijgen normaal gesproken
geen zinsaccent. Dit zijn bijvoorbeeld lidwoorden, voorzetsels, en
hulpwerkwoorden. Binnen een woordgroep met focus (zie paragraaf
1.7.1.1) valt het zinsaccent namelijk op het prosodisch hoofd, wat
gewoonlijk een inhoudswoord is (bijv. een zelfstandig naamwoord, hoofdwerkwoord,
of bijvoeglijk naamwoord).
Functiewoorden met contrastieve focus kunnen wel een zinsaccent krijgen,
zie paragraaf 1.8.1.2 en Booij (1995: 155).
Zin (1) bevat het focusdomein
de postbode heeft een ongeluk gehad,
waarbij het zinsaccent valt op de NP de
postbode. Binnen deze constituent valt het accent
op het zelfstandig naamwoord
postbode (het prosodisch hoofd)
en niet op het lidwoord de.Sommige constituenten aan de rechterzijde van de zin dragen geen zinsaccent. Het
gaat hier om bijwoordelijke bepalingen van plaats en tijd, zoals
hier en
vandaag, vocatieven (i.e.
wanneer iemand wordt aangesproken) en rapporterende zinnen, zoals
zei Jan.
Gussenhoven (2005: 119-120).
Zin (1) bevat een bijwoordelijke bepaling van tijd
(gisteren), een vocatief
(Hendrik) en een
rapporterende zin (zei Rie op veelbetekenende
toon). Deze constituenten blijven allemaal
accentloos.Verder valt het zinsaccent niet op werkwoorden grenzend aan een argument (het
object of subject) in ‘gebeurende’ of eventieve (‘eventive’) zinnen. Eventieve
zinnen beschrijven een gebeurtenis, in tegenstelling tot zinnen die de normale
gang van zaken, een gewoonte of regel beschrijven. Zo kan de zin De directie
geeft dieven aan op twee manieren geïnterpreteerd worden.
De zin in (2a) is een niet-eventieve zin, die de normale gang van zaken (of
voorgeschreven procedure) beschrijft. Deze zin zou bijvoorbeeld op een
waarschuwingsbordje in een winkel zou kunnen staan. Omdat dit een
niet-gebeurende zin is krijgt elke constituent met focus een zinsaccent,
inclusief het werkwoord aangeven
(merk op dat het accent blijft zitten op de syllabe met woordklemtoon, ook bij
scheidbare werkwoorden). Zin (2b) is een eventieve zin, die een specifieke
gebeurtenis beschrijft. Daarnaast grenst het werkwoord
(aangeven) direct aan een
argument, het object (dieven). Hier
krijgt het werkwoord geen accent.
Booij (1995: 158), Gussenhoven (2005: 119-120).
Als het werkwoord niet direct grenst aan het object of subject, kan er
wel een accent op geplaatst worden. Een voorbeeld is zin (3), waarbij het
werkwoord van het object gescheiden wordt door het woord
vanmiddag.
3De diRECtie geeft die
DIEven vanMIDdag AAN.
Topicalisatie
De syntactische structuur kan er ook voor zorgen dat een woord of woordgroep juist
wél een zinsaccent krijgt, namelijk als er sprake is van topicalisatie.
Topicalisatie zorgt ervoor dat een constituent vooraan wordt geplaatst in een
zin. Een constituent die getopicaliseerd is, krijgt een zinsaccent, zoals in
(4):
In zowel (4a) als (4b) wordt een zinsaccent geplaatst op het woord
gearresteerd, dat nieuwe
informatie weergeeft en focus draagt.
Yvonne is gegeven informatie,
omdat ze al genoemd is in de vraag. Toch krijgt
Yvonne een zinsaccent in
(4b), omdat deze constituent vooraan is geplaatst door topicalisatie.
Booij (1995: 158).
Dit kan ook beschouwd worden als een vorm van focus
(topicalisatiefocus of presentatief focus).
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Nelleke Jansen | november 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |