5.6.3.2.2 Het aanwijzend voornaamwoord bij eigennamen in verkleinwoordvorm
Verder lezen
Eigennamen in verkleinwoordvorm zijn het-woorden en worden dus
normaal voorafgegaan door dit of dat. Zo kan een
onderwijzer van een klas waarin twee jongens zitten die Jantje heten,
vragen:
1Hebben we het nu over
dit Jantje of dat
Jantje?
In uitroepen of begroetingen wordt soms echter die (nooit
deze) gebruikt. Voorbeelden:
2Die Jantje
toch! Hij heeft het toch maar weer voor elkaar
gekregen.
3Ha, die
Jantje!
Ook afgezien van deze contexten wordt wel die (eventueel
deze) gebruikt (vergelijk voor het volgende voorbeeld het
onder 3 vermelde):
4Die Jantje
van jullie vind ik een vervelend kereltje.
Dit komt vooral voor bij vrouwelijke eigennamen op -ke, die in
een groot deel van het taalgebied niet als verkleinwoord gevoeld worden:
5Hebben we het nou over
deze Tineke of die
Tineke?
Regionaal kan in alle bovenstaande voorbeelden, behalve bij het type
Ha, die Jantje, in plaats van die ook
dat gebruikt worden.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |