18.5.5.3 Blijven
Verder lezen
Het groepsvormend werkwoord blijven drukt in combinatie met
aan het + infinitief het niet ophouden van de door de
infinitief genoemde werking uit. Het getalsonderwerp van
blijven is tevens geïmpliceerd onderwerp van de infinitief:
1Ze bleven aan het
klimmen.
2De kinderen
bleven maar aan het
zeuren.
De constructie blijven + aan het + infinitief
is minder goed te gebruiken met gezegdes die een terminatief karakter
hebben (zie voor een en
ander
[30]). Vergelijk met voorbeeldzin
1:
3Ze
bleven de berghelling aan het
beklimmen.twijfelachtig
De werking '(een berg) beklimmen' heeft een inherent eindpunt. Bij 'klimmen'
in zin 1 is dat niet het geval. Het
gaat daar om een bepaalde activiteit. De infinitief klimmen is
dan ook zonder probleem in combinatie met aan het...blijven
te gebruiken. Ook in de volgende zin - met tussengeplaatst voorwerp
(zie
[21.6.3.2/1]) - is er sprake van een (voortdurende) activiteit ('
vlinders vangen'):
4Meneer Prikkebeen
bleef maar aan het vlinders
vangen.
Als alternatief voor de hier besproken constructie kan de combinatie van het groepsvormend
werkwoord
blijven
met een infinitief zonder
te
(zie [18.5.4.3/ii]) dienen. Deze combinatie lijkt de zojuist genoemde beperking niet te
kennen (vergelijk 6 met 3):
5De kinderen
bleven maar
zeuren.
6Ze bleven de
berghelling beklimmen.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |