2.3.2.8.iv.d.1 Gaan
Verder lezen
In de letterlijke betekenis 'zich verplaatsen' wordt
gaan altijd met
zijn vervoegd
(zie
[2.3.2.8.iv.a]). Dat is ook het geval in de niet-letterlijke
betekenis in de combinatie het gaat
goed/uitstekend/slecht/mis/fout etc., bijv.:
1Het is
niet lang goed gegaan met het nieuwe
bedrijf.
Heeft gaan de overdrachtelijke betekenis
'verkering hebben' (met iemand gaan), zoals in
2, of 'geluid maken, geven'
(de bel/telefoon/wekker gaat), zoals in zin 3, dan kan het behalve met
zijn ook wel met hebben vervoegd worden:
2Is/heeft
jouw broer niet ooit met de dochter van onze bakker
gegaan?
3De telefoon
is/heeft daarnet een kwartier lang
gegaan. (= 'heeft gerinkeld')
Het hulpwerkwoord hebben wordt eerder gebruikt als er sprake is van
niet-verandering (bijv. in 3 een
herhaalde of voortdurende werking), dan wanneer de gedachte aan verandering aanwezig is (bijv.
in 4, gebruikt in een schoolsituatie, de
gedachte aan de overgang van niet-klinken naar klinken):
4De bel is/heeft
gegaan, jullie mogen naar huis (= 'is
overgegaan')
Aangezien het gebruik van hebben in gevallen als die hierboven
met name in Nederland niet voor iedereen even
acceptabel is, kan bij
twijfel het beste voor zijn gekozen worden.
Als gaan betekent 'functioneren'
worden de voltooide tijden gevormd met behulp van het hulpwerkwoord
hebben, bijv.:
5Onze telefoon
heeft gisteren de hele avond niet
gegaan. (= 'heeft (niet) gewerkt; deed het
(niet)')
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |