1.1.2.1 Verschillen tussen Nederlands-Nederlands en Belgisch-Nederlands
Een van de opvallendste vormen van geografische variatie in de uitspraak van het
Nederlands is de variatie tussen de noordelijke variëteit, het
Nederlands-Nederlands en de zuidelijke variëteit, het
Belgisch-Nederlands. Hoewel er tegenwoordig zowel in
Nederland als in België sprake is van een diaglossische
situatie zoals gerepresenteerd in Figuur 1, doen er zich heel verschillende dynamieken voor in het
standaardiseringsproces. In Nederland is er sprake van normen die zich van boven
naar beneden (dus van standaardtaal naar dialecten) hebben uitgebreid, terwijl
de standaardisering in België van onderen naar boven gebeurt.
Zie Grondelaers & Van Hout (2011: 207).
In Nederland heeft er een proces van destandaardisering plaatsgevonden – mede
afgedwongen door het verdwijnen van de traditionele dialecten – waarbij de
normen van de standaard verzwakten, waardoor regionale en sociale variëteiten
konden ontstaan. Op het gebied van de uitspraak heeft dit bijvoorbeeld geleid
tot het ontstaan van regionale accenten, zoals onder andere het zogenaamde
Poldernederlands.
In België is er enerzijds het zogenaamde ‘VRT-Nederlands’: de nationale radio en
televisie leggen hun presentatoren zeer strenge uitspraaknormen op, waarbij een
regionaal accent uit den boze is. Anderzijds wordt dit VRT-Nederlands in de
praktijk nauwelijks gesproken, en is de standaardtaal van bijvoorbeeld Vlaamse
leerkrachten Nederlands wel regionaal gekleurd.
Zie Grondelaers & Van Hout (2011: 217-218); De Caluwe (2009: 19).
De standaardtaal in Vlaanderen moet steeds meer plaats maken voor de
zogenaamde tussentaal. Dit is een min of meer autonome variëteit tussen de
standaardtaal en de dialecten met een sterke inslag van Brabantse kenmerken.
Volgens verschillende bronnen is er zich in België een autonome Vlaamse
standaardisering aan het voltrekken, waarbij de standaardtaal uit inheemse
dialecten ontstaat (en dus endoglossisch en
bottom-up is), en ingaat tegen het importeren van de uitheemse
Nederlandse standaard (die exoglossisch wordt genoemd).
Zie Grondelaers & Van Hout (2011: 222, 227); Vandekerckhove
(2007).
Afgezien van de schrijftaal, waarvoor Nederland en België grotendeels dezelfde
norm hanteren, hebben zich dus twee afzonderlijke standaarden ontwikkeld voor de
uitspraak van het Nederlands. In principe hebben het Nederlands-Nederlands en
het Belgisch-Nederlands dezelfde foneeminventaris.
Subtiele fonetische verschillen in de uitspraak van de klinkers worden
voorgesteld in afzonderlijke klinkerdiagrammen voor het
Nederlands-Nederlands en Belgisch-Nederlands.
De meeste uitspraakverschillen zijn allofonisch van aard.
Zie Van de Velde et al. (2010: 410), Verhoeven (2005).
Daarnaast doen er zich ook verschillen voor in de intonatie.De noord-zuidvariatie loopt overigens niet altijd gelijk met de landsgrens tussen
Nederland en België; in een aantal gevallen (bijv. de zachte
g) vormen de rivieren Waal
en Maas de grens tussen de noordelijke en de zuidelijke variëteit.
Zie Van der Harst & Van de Velde (2007: 172).
Verder lezen
Hieronder staan de opvallendste verschillen in de uitspraak van Nederlands
Nederlands en Belgisch-Nederlands. Ze worden in de volgende deelparagrafen in
meer detail besproken:
- 1.1.2.1.1 De uitspraak van de diftongen
- 1.1.2.1.2 De uitspraak van de gespannen middenklinkers
- 1.1.2.1.3 De uitspraak van de fricatieven
- 1.1.2.1.4 De uitspraak van de r
- 1.1.2.1.5 De uitspraak van de w
- 1.1.2.1.6 De uitspraak van de n in suffixen
- 1.1.2.1.7 De uitspraak van leenwoorden
- 1.1.2.1.8 Variatie in intonatie
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Kathy Rys | november 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |