20.2.2.4.ii Types onderwerpszinnen
Verder lezen
We onderscheiden zeven types onderwerpszinnen.
-
Een eerste type vormen de onderwerpszinnen die ingeleid worden door de grammatisch verbindende voegwoorden dat of of (afgezien van of-zinnen in balansschikking; zie type [6]). Die met dat bevatten een afhankelijke mededeling, die met of een afhankelijke vraag. Voorbeelden:1Het is duidelijk dat hij zijn best niet doet.2Het was de vraag of deze partij de verkiezingen zou overleven.
-
Een onderwerpszin kan ook een beknopte bijzin met (om) te + infinitief zijn. (Voor de verhouding tussen beknopte bijzinnen en overeenkomstige (volledige) bijzinnen: zie [19.3.1].) Voorbeelden:3Het is voor ons geen schande (om) arm te zijn.4Toen was het hem duidelijk nooit te zullen slagen.5Het is gezond (om) veel te wandelen.6Het is zijn voorrecht (om) geen belasting te hoeven (te) betalen.
-
Verder kan een onderwerpszin ingeleid worden door een vraagwoord. Zulke onderwerpszinnen zijn, evenals de onder [1] genoemde of-zinnen, afhankelijke vragen. Voorbeelden:7Het was onduidelijk hoeveel overvallers er waren.8Het is nog niet bekend wie er geslaagd zijn.
-
Soms kunnen ook andere onderschikkende voegwoorden dan dat en of een onderwerpszin inleiden, met name die van voorwaarde; men spreekt hier ook wel van conditionele onderwerpszinnen. Voorbeelden zijn:9Het zou te betreuren zijn als je je werk niet af kunt maken.10Het wordt zo saai, als je altijd alleen bent.11Het doet pijn aan je ogen als je ernaar kijkt.Maar ook bijv. bij voordat zijn er mogelijkheden:12Het duurt lang, voordat je daaraan gewend bent.
-
Onderwerpszinnen die de vorm hebben van een hoofdzin, komen voor in de directe rede en in gevallen die daarmee formeel overeenkomen. Voorbeelden:13'Is er een dokter in de zaal?' werd er gevraagd.14Er wordt vaak gezegd: hoe meer zielen, hoe meer vreugd.15Het valt niet te ontkennen: zijn houding is de laatste tijd aanmerkelijk veranderd.
-
Een ander type is de of-zin in balansschikking. Deze zinnen staan altijd op de laatste zinsplaats. Voorbeeld:16Het scheelde niet veel of ze was gezakt.
-
Als laatste type noemen we de betrekkelijke bijzinnen met ingesloten antecedent. Deze kunnen ingeleid worden door een betrekkelijk voornaamwoord of een betrekkelijk voornaamwoordelijk bijwoord. Voorbeelden:17Wie geen zin heeft, kan beter thuis blijven.18Wat je daar ziet is namaak.19Waar hij op rekende, was een gelijk spel.Wordt van zinnen als deze het antecedent geëxpliciteerd, zoals in 20, 21 en 22, dan hebben we niet te maken met onderwerpszinnen, maar met naamwoordelijke constituenten als onderwerp:20Degene die geen zin heeft, kan beter thuis blijven.21Dat wat je daar ziet, is namaak.22Datgene waar hij op rekende, was een gelijk spel.In 20 is het voornaamwoord degene het kernwoord van de naamwoordelijke constituent, die geen zin heeft een bepaling (bijvoeglijke bijzin) daarbij. In 21 en 22 geldt hetzelfde voor dat en wat je daar ziet respectievelijk datgene en waar hij op rekende.Heeft de hoofdzin een naamwoordelijk gezegde, zoals in de zinnen 18 en 19, dan kan naast het eigenlijke onderwerp (de onderwerpszin) een voorlopig onderwerp optreden (het in de volgende zinnen):23Het is namaak wat je daar ziet.24Het was een gelijk spel waar hij op rekende.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |