8.7.1.1 Inleidende opmerkingen
Verder lezen
Voornaamwoordelijke bijwoorden worden gevormd uit één van de (bij)woorden
er (ook
d'r
/t'r in de spreektaal),
daar,
hier,
waar,
ergens,
nergens,
overal en een voorzetselbijwoord. Deze
samengestelde bijwoorden hebben een met voornaamwoorden vergelijkbare verwijzende
functie
[8.3.3]. Hoewel de naam 'voornaamwoordelijk bijwoord' strikt genomen alleen van
toepassing is op het eerste lid van de samenstelling, wordt de term voor de hele
verbinding gebruikt. Voorbeelden van voornaamwoordelijke bijwoorden zijn
erbij,
hierlangs,
waarvoor.
Voornaamwoordelijke bijwoorden hebben in principe altijd als pendant een
voorzetselconstituent, bestaande uit een combinatie van een (vooropstaand
en/of achtergeplaatst) voorzetsel met hetzij een bijwoord van
plaats
[8.7.1.2] hetzij een
voornaamwoord
[8.7.1.3]. De genoemde samenhang houdt overigens niet in dat in de
praktijk altijd zonder meer een voornaamwoordelijk bijwoord in plaats van
een voorzetselconstituent gebruikt kan worden of
omgekeerd
[8.7.3].
Zie voor het al dan niet splitsen van de delen van een voornaamwoordelijk
bijwoord
[8.7.4].
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |