21.4.9.3 Modale bepalingen
Verder lezen
1
Voor modale bepalingen gelden mutatis mutandis over het algemeen dezelfde
regels als voor niet
(vergelijk
[21·4·9·2]).
Als een modale bepaling de hele zin onder haar bereik heeft, staat ze zover
mogelijk rechts in het middenstuk, dat wil zeggen net vóór de tweede pool
(zie 1) of, als deze elementen
aanwezig zijn, vóór inherent met het werkwoord verbonden elementen,
voorzetselvoorwerpen en vóór sommige lijdende voorwerpen en indirecte
objecten (zie 2 en volgende).
Voorbeelden zijn:
1Ze |hebben| de auto
waarschijnlijk |gestolen. |
2Je |bent| er
natuurlijk ziek van |geworden. |
3Ze |hebben|
vermoedelijk op de tram |moeten wachten.
|
4Moureen
|gaat| morgen misschien een cake |bakken.
|
5Tante
Suzanne |heeft| het koffiezetapparaat uiteraard aan
Richard |gegeven.|
Heeft een modale bepaling alleen betrekking op een gedeelte van de zin, dan
is de meest ondubbelzinnige plaats die vlak vóór dat deel, bijv.:
6Moureen |gaat|
misschien morgen een cake |bakken.
|
7Ik |heb|
waarschijnlijk hier bij de stoelen twee fotokopieën
|laten liggen.|
In zin 6 wordt niet het bakken van een cake in twijfel
getrokken, maar wel dat dat morgen zal gebeuren. De onzekerheid in 7 betreft de plaats waar de spreker twee fotokopieën achtergelaten heeft,
niet het laten liggen zelf. De genoemde interpretatie van de twee zinnen komt het duidelijkst
tot uiting als er op het bereik van de modale bepaling een nadruksaccent ligt (dus
respectievelijk op
morgen
in 6 en op
hier
of op
stoelen
in 7).
Modale bepalingen staan noodzakelijk vóór bepalingen van hoedanigheid (zie 8) en vóór
sommige tijdsbepalingen (zie 9):
8Hij |heeft| het
waarschijnlijk met opzet |gedaan.
|
9We |zijn|
gelukkig op tijd |kunnen vertrekken.
|
Bij andere
(tijds)bepalingen zijn er soms twee plaatsingsmogelijkheden,
zij het met verschil in betekenis; vergelijk bijv.:
Het betekenisverschil tussen deze beide zinnen kan als volgt weergegeven worden: in zin 10a slaat de onzekerheid uitgedrukt door
waarschijnlijk
alleen op het tijdstip, terwijl in 10b
gezegd wordt dat het voor de periode tot vier uur niet zeker is of Johan wel gewerkt heeft.
Een verschil met de ontkenning wat de plaatsing betreft is dat modale
bepalingen, als ze los komen van hun bereik, eerder in de zin (dus meer
naar links) kunnen staan, bijv.:
11Hij |heeft|
waarschijnlijk dat ongeluk gísteren |gehad.
|
12Hij
|heeft| waarschijnlijk gisteren een óngeluk |gehad.
|
In zin 11 kan zowel
gisteren
als het hele resterende gedeelte als het bereik van de modale bepaling gezien
worden. In 12 kan ofwel
een ongeluk
ofwel weer de hele zin als het bereik opgevat worden. Dat is ook het geval als de
modale bepaling op de eerste zinsplaats staat (vergelijk
[21·3·2·3]), bijv.:
13Waarschijnlijk |heeft| hij dat ongeluk gísteren |gehad.|
14Waarschijnlijk |heeft| hij gisteren een óngeluk |gehad.|
Ten slotte kan een modale bepaling, in tegenstelling tot niet,
meestal niet samen met datgene wat onder haar bereik valt, op de eerste
zinsplaats staan. Vergelijk bijv.:
Toch is niet onmogelijk:
16Mórgen
wellicht |zal| hij naar huis |komen.
|
2
Als in het middenstuk van een zin tegelijkertijd een modale bepaling en een
negatie-element optreden, staat de modale bepaling het eerst, bijv.:
17Ze |hebben| de auto
waarschijnlijk niet |gestolen.|
18Hij |heeft| het waarschijnlijk
niet met opzet |gedaan. |
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |