2.3.2.8.ii De vorming van het presens (onvoltooid tegenwoordige tijd, o.t.
t.)
Verder lezen
Zowel bij de regelmatige werkwoorden als bij de onregelmatige
werkwoorden-a komen in het presens drie verschillende vormen
voor: de stam, stam + t en de infinitiefvorm.
De stam wordt gebruikt in de eerste persoon enkelvoud en als de
persoonlijke voornaamwoorden jij of je (als
onderwerp) rechts van de persoonsvorm staan:
ik werk,
ik kom;
werk jij,
kom je
De infinitiefvorm wordt gebruikt in de eerste en derde persoon meervoud en
als jullie onderwerp is: wij
werken,
jullie komen,
de leerlingen
werken Voor de uitspraak van de
slot-n
vergelijk
[2.3.2.2].
Stam + t wordt gebruikt in de overige gevallen: als een
persoonlijk voornaamwoord van de tweede persoon (jij,
je; u; gij, ge)
onderwerp is, afgezien van jullie en het in de tweede alinea
genoemde gebruik van jij of je, alsmede in de
derde persoon enkelvoud: jij
werkt, u
komt, hij
werkt
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Als jullie onderwerp is en vóór de persoonsvorm staat, komt
ook stam + t voor:
jullie
werkt, jullie
komt. Deze vormen zijn echter weinig
gebruikelijk.
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Van de werkwoorden verzoeken,
schrijven en
zeggen komen vormen van de
eerste persoon enkelvoud op -e voor, waarbij ik
wordt weggelaten. Deze vormen hebben het karakter van vaste uitdrukkingen:
i
Verzoeke spoedig te
antwoorden.
iiZegge en
schrijve _ 125, -.
Opmerking
Verdieping
Opmerking
In gesproken taal komen
in enkele presensvormen van de eerste en tweede persoon enkelvoud vervoegingen voor
met zogenaamde stamreductie. Dat is het geval bij werkwoorden
waarvan de stam eindigt op een d (in de
spelling) na een klinker of na r of
n. De
d (normaal gesproken als
t) verdwijnt dan. Ook in geschreven taal wordt
de d vaak achterwege gelaten (vergelijk
(2.3.2.5, opmerking)). Zo komen voor:
iIk hou
niet van vis.
iiRij jij
of rij ik?
iiiSnij jij
het vlees even?
van respectievelijk de werkwoorden
houden,
rijden en
snijden. Beperkt tot
informeel taalgebruik zijn overeenkomstige vormen van respectievelijk
vinden, worden en (op)winden, bijv.
in:
ivVin
je dat leuk?informeel
vIk
vin van wel.informeel
viIk
wor niet goed.informeel
viiHoe
win je zo'n klok
op?informeel
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |