26.3.1.1 Het ene lid vormt een tegenstelling met het andere beschouwd als
uitspraak
Verder lezen
In de volgende twee voorbeelden vormen de leden van de nevenschikking met
maar een inhoudelijke tegenstelling:
1Vader was gisteren dronken, maar
vandaag is hij weer broodnuchter.
2Ik heb het je nou wel verteld,
maar ik mocht het aan niemand vertellen.
In zulke gevallen kan in meer formeel taalgebruik doch in
plaats van maar gebezigd worden (zie
verder
[25.6]).
In het volgende voorbeeld echter vormt het tweede lid een tegenstelling met
het eerste, beschouwd als uitspraak:
3Vader was gisteren dronken, maar
ik mocht het aan niemand vertellen.
De spreker doet een mededeling en zegt vervolgens iets wat een
tegenstelling vormt met het doen van die mededeling ('Ik zeg wel dat...,
maar ik mocht het niet zeggen').
Iets dergelijks vinden we in de volgende zinnen, waarin de spreker zich
distantieert van zijn verzoek of van zijn vraag:
4Kom maar binnen, maar ik kan je
niet garanderen dat hij er is. (= 'Ik nodig je wel uit om binnen te komen,
maar...')
5Hoe oud ben je? Maar misschien mag
ik dat niet vragen. (= 'Ik vraag je wel hoe oud je bent, maar
misschien...')
Nevenschikkingen van dit type, dat vooral in gesproken taal voorkomt en
waarin het meer formele doch daarom nauwelijks of niet
bruikbaar is, zijn ook omkeerbaar. Voorbeelden:
6Ik mocht het aan niemand vertellen,
maar vader was gisteren dronken. (= 'Ik mocht het aan niemand vertellen,
maar toch zeg ik je...')vergelijk 3
7Ik kan je niet garanderen dat hij
er is, maar kom binnen. (= 'Ik kan je niet garanderen dat hij er is, maar
ik nodig je toch uit...')vergelijk 4
8Misschien mag ik dat niet vragen,
maar hoe oud ben je? (= 'Misschien mag ik dat niet vragen, maar ik vraag
je toch...')vergelijk 5
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |