23.2 Mededelende zinnen
Verder lezen
1
Mededelende zinnen hebben meestal een voor-pv (zinstype 1a: persoonsvorm
als tweede zinsdeel; zie hierover verder [21.2.2.1]), bijv.:
1Hij maakte de groente
schoon.
2Gisteravond heeft hij eindelijk zijn
ongelijk toegegeven.
In een mededelende zin kunnen zinnen van een ander type als zinsdeel
fungeren. Zo bijv. respectievelijk een bevelende en een vragende zin in de
volgende twee voorbeelden:
3Hij snauwde: 'Eet je bord
leeg!'
4Ze vroeg
me: 'Heb je nu tijd?'
2
Een bijzonder soort mededelende zin is de zogenaamde retorische vraag.
Retorische vragen zijn taaluitingen die de
vorm van een vragende zin hebben, maar mededelend van karakter zijn. Ze
worden in geschreven taal soms gevolgd door een vraagteken, soms door een
uitroepteken, soms door beide. Voorbeelden:
5Dacht ik het niet! (= 'Ik had het wel
gedacht.')
6Hoe
is het mogelijk! (= 'Het is verbazingwekkend.')
7Hoe dikwijls heb ik dat nou al niet
gezegd? (= 'Ik heb het al heel dikwijls gezegd.')
8Wie zou zoiets durven beweren? (=
'Niemand zou zoiets durven beweren.')
9Waar is Pieter nou toch in
terechtgekomen?! (= 'Pieter is nou wel in iets heel vies
terechtgekomen.')
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |