5.8.5.5.i Met expliciet antecedent
Verder lezen
1
Bij een het-antecedent dat geen zin is, kan wat
in de standaardtaal alleen gebruikt worden als dat antecedent een onbepaald
voornaamwoord of telwoord is of als een andersoortig antecedent zaken 'in
het algemeen' aanduidt, geen specifieke zelfstandigheden. Zie de tweede
reeks voorbeelden
in
[5.8.5.4] en verder:
1Al het mooie
wat je in die jaren opgebouwd hebt, gaat
verloren.
2Wat is het eerste
wat je in zo'n geval moet doen?
3Er is weinig
wat we nog niet hebben.
4Ik heb bezwaar tegen
alles wat lang duurt.
5Gooi iets
wat je nog gebruiken kunt, nooit weg!
In zulke gevallen bestaat er een voorkeur voor
het gebruik van wat in plaats van
dat. Bestaat het antecedent echter uit
het (vragend of onbepaald) voornaamwoord wat, dan is
dat als betrekkelijk voornaamwoord gemakkelijker te gebruiken,
bijv.:
6Wat heeft
zij dat ik niet heb?
7Ik heb daar
wat gezien dat mij niet erg
beviel.
In informele taal kan wat naar elk het-antecedent
verwijzen. Dit gebruik is geheel normaal. In feite komt dat
als betrekkelijk voornaamwoord in de gesproken taal van een groot deel van
het taalgebied slechts zelden voor (dat geldt vooral voor de noordelijke
helft van Nederland). In geschreven taal verschijnt het relatieve
wat echter (afgezien van het hierboven genoemde
standaardtaalgebruik) bijna nooit. Enkele voorbeelden:
8Het was
een land wat wachtte op de
revolutie.informeel
9Ze gaf de
hond het eten wat de kinderen
toekwam.informeel
10Geef me
eens het kleinste wat daar hangt. (bijv. een
portret)informeel
11(Ze liet
me twee kastjes zien.) Het eerste, wat er nogal
gehavend uitzag, kostte duizend gulden.informeel
2
In tegenstelling tot de andere zelfstandige betrekkelijke voornaamwoorden,
kan wat ook betrekking hebben op een element waarmee een
hoedanigheid wordt uitgedrukt, bijv. een predicatief adjectief of een
substantief van het type advocaat in Hij is advocaat. De betrekkelijke bijzin kan dan, zoals bijzinnen met
ingesloten antecedent, geparafraseerd worden door middel van een
nevengeschikte zin waarin de verwijzende functie door een aanwijzend
voornaamwoord vervuld wordt
(zie
[5.8.3.1]):
Opvallend is dat de betrekkelijke bijzin in dit geval aan het antecedent
vooraf kan gaan, als een soort tussenzin
(vergelijk
[21.3.1.2/[6]]):
14Da Costa was, wat het
Hollandse karakter niet is, bij uitnemendheid
hartstochtelijk.
3
Het antecedent kan ook een zin zijn. Een onafhankelijke zin als antecedent
komt voor in de volgende voorbeelden:
15De deugniet vroeg
excuus, wat ik niet had durven
verwachten.
16Hij vertelt iedereen
dat ik ziek ben, wat ik ten zeerste
betreur.
Is het antecedent een onafhankelijke zin, dan kan het volgen op de
betrekkelijke bijzin
(vergelijk
[21.3.1.2/[6]]):
17(En) wat
ik niet had durven verwachten, de deugniet vroeg
excuus.
Een afhankelijke zin als antecedent vinden we bijv. in:
18Hij beweert dat ik
ziek ben, wat onjuist
is.
19Mijn
vader ergert zich eraan dat ik in een commune leef,
wat toch niet zo ongewoon is.
4
De kenmerken van het betrekkelijk voornaamwoord wat zijn
verder dezelfde als die van dat: het vervult de functie van
onderwerp, voorwerp of naamwoordelijk deel van het gezegde, het staat dus
nooit in een voorzetselconstituent, en het komt zowel in uitbreidende als
in beperkende bijzinnen
voor
[5.8.5.4].
De combinatie 'voorzetsel + wat'wordt vervangen door een
voornaamwoordelijk bijwoord, ofwel men gebruikt hetwelk
[5.8.5.6].
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |
dat/wat (het boek -)