1.2.5.1 Fonologische eigenschappen van grammaticale morfemen
Lexicale morfemen, die als woord gebruikt kunnen worden, moeten
uiteraard uit minstens één lettergreep bestaan, willen ze uitgesproken kunnen
worden. Bovendien moet er minstens één klinker in zitten die geen sjwa is, dat
wil zeggen: lexicale morfemen moet minstens één volle vocaal bezitten.
Functiewoorden, zoals lidwoorden en voorzetsels, kunnen wel de sjwa als enige
vocaal hebben. Daarin komen ze overeen met affixen:
Tabel 1. Grammaticale morfemen met sjwa als enige klinker
lidwoorden | de də, een ən, het ət |
voorzetsel | te tə |
prefixen | be- bə, er- ər, ge- ɣə, te- tə, ver- vər |
suffixen | -e ə, -el əl, -(e)lijk (ə)lək, -en ən, -end ənd, -er ər, -erd ərt, -erig ərəɣ, -ig əɣ, -sel səl, -ster stər, -te tə, -tje tjə, -pje pjə, -kje kjə, -je jə, -etje ətjə |
Voornaamwoorden en bijwoorden hebben vaak twee vormen, een sterke vorm met een
volle vocaal, en een zwakke vorm met een sjwa:
Tabel 2. Voornaamwoorden en bijwoorden met sterke en zwakke vormen
sterke vorm | zwakke vorm | ||
ik | Ik | 'k | ək, k |
mij | mɛi | me | mə |
mijn | mɛin | m’n | mən |
jij | jɛi | je | jə |
jou | jɔu | je | jə |
jouw | jɔuw | je | jə |
hem | hɛm | ’m | əm |
haar | har | d’r | dər |
het | hɛt | ’t | ət, t |
zijn | zɛin | z’n | zən |
wij | wɛi | we | wə |
zij | zɛi | ze | zə |
hen | hɛn | ze | zə |
hun | hʏn | ze | zə |
er | ɛr | ’r | ər |
daar | dar | d’r | dər |
eens | ens | ’s | əs |
De zwakke vorm kan niet op systematische manier worden afgeleid van de sterke
vorm. Bovendien kunnen ze niet altijd in dezelfde context gebruikt worden. Beide
vormen moeten dus in het lexicon worden opgeslagen
Zie Gussenhoven (1985), Berendsen (1986).
. De keuze tussen de twee vormen is deels prosodisch bepaald: in een
beklemtoonde positie moet de sterke vorm gekozen worden, terwijl de zwakke vorm
alleen in onbeklemtoonde positie kan voorkomen.Affixen hebben nog meer eigenschappen die niet voor lexicale morfemen gelden. Zo
bevatten affixen maximaal twee klinkers – en creëren ze dus maximaal twee
syllaben –, terwijl lexicale morfemen wel uit meer dan twee syllaben kunnen
bestaan. In dit opzicht is het Nederlands niet uitzonderlijk: er bestaat een
universele tendens dat gebonden morfemen een beperktere fonotaxis hebben dan
lexicale morfemen. Opmerkelijk in dit verband is dat de meeste in de eerste
tabel genoemde suffixen alleen alveolaire medeklinkers
bevatten: s, t, d, l, r,
n. Universeel zijn alveolaire
consonanten de meest voorkomende consonanten; dat wil zeggen dat iedere taal in
ieder geval dit type consonanten heeft.
Verder lezen
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | juli 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |