6.2.1.1 Buigings-e: de basisregel
Een attributief gebruikt adjectief kan twee (buigings)vormen aannemen:
de onverbogen vorm, die gelijk is aan de stam (bijv.
rood), en de verbogen vorm,
die gevormd wordt door een
buigings-e aan de stam toe te
voegen (bijv. rode). Welke vorm er
gebruikt wordt in een specifieke context hangt af van drie grammaticale
factoren:
- het genus van het substantief: de-woord (mannelijk en vrouwelijk) vs. het-woord (onzijdig)
- het getal van het substantief: enkelvoud vs. meervoud
- de definietheid van de determinator: definiet vs. indefiniet
De distributie van de buigingsmorfemen van attributieve adjectieven in het
Nederlands wordt schematisch voorgesteld in Tabel 1; de asterisk (*) geeft aan
dat die vorm niet mogelijk is:
Tabel 1. Distributie van de buigingsmorfemen van attributieve adjectieven in
het Nederlands.
enkelvoud | meervoud | ||
definiet | indefiniet | definiet en indefiniet | |
de-woord
|
-e
de knappe/*knap
meester
|
-e
een knappe/*knap
meester
|
-e
(de) knappe/*knap
meesters
|
het-woord
|
-e
het knappe/*knap kind
|
-Ø
een *knappe/knap kind
|
-e
(de) knappe/*knap
kinderen
|
De onverbogen vorm van het adjectief komt enkel voor in een indefiniete (i.e.
‘onbepaalde’; in Tabel 1 aangegeven door het indefiniete lidwoord
een) nominale constituent
met een het-woord (nl.
het kind) in het enkelvoud.
Behalve het onbepaald lidwoord kan een indefiniete nominale constituent met een
het-woord als hoofd ook
ingeleid worden door een 'nul'-lidwoord (bijv. oud
ijzer, grof
zand) of door een van de volgende woorden of
woordcombinaties: geen,
één,
genoeg,
veel,
weinig,
wat,
een beetje,
ieder,
elk,
enig,
menig,
zeker,
zo’n,
zulk een,
wat een,
wat voor een,
welk (bijv.
geen mooi boek,
genoeg fijn zand,
zulk oud huis). In alle
andere contexten wordt in principe de verbogen vorm van het adjectief
gebruikt.
In de volgende paragrafen bespreken we uitzonderingen op deze basisregel. Er zijn
adjectieven die nooit een buigings-e krijgen omdat ze op een
bepaalde klank of klankcombinatie eindigen (zie 6.2.1.2). En sommige combinaties van adjectief + substantief vertonen
variatie: daarin is de onverbogen vorm mogelijk, of zelfs gebruikelijk (zie
6.2.1.3).
Attributief gebruikte nabepalingen: geen
buigings-e
Verdieping
Attributief gebruikte nabepalingen: geen
buigings-e
De basisregel is alleen van toepassing op attributief gebruikte
adjectieven die vóór een zelfstandig naamwoord staan, en op zelfstandig gebruikte adjectieven. Adjectieven die
attributief gebruikt worden ná een zelfstandig naamwoord, worden niet
verbogen. Die volgorde komt in het hedendaagse Nederlands vrijwel niet
meer voor, maar zie de archaïsche voorbeelden hieronder:
ihet zoete
kerstlied ‘O kindeke klein, o kindeke
teer’.
CHN
iiZo waarlijk helpe
mij God
almachtig.
CHN
iiiZo wordt Midian
verslagen, zonder paard en zonder wagen, zonder leger
sterk en groot, maar met God als
bondgenoot.
CHN
Een uitzondering hierop vormt het adjectief
aanstaand(e). Dat
kan ook in het moderne Nederlands wel na het substantief geplaatst
worden en krijgt dan een
buigings-e, vergelijk
aanstaande zondag en
zondag aanstaande.
De volgorde aanstaande
zondag is overigens de meest
gebruikelijke.
Hieronder besteden we aandacht aan de uitspraak van sommige medeklinkers voor een
buigings-e, de verbogen vorm van combinaties van adjectieven,
de buigings-e in krantenkoppen, en nog een uitzondering op de
basisregel: attributief gebruikte superlatieven.
Verder lezen
Medeklinkerverandering bij een buigings-e
Bij sommige adjectieven wordt de stemloze eindmedeklinker
van de stam stemhebbend als het adjectief verbogen wordt.
Dat is bijvoorbeeld het geval in de volgende woordparen:
lief – lieve,
grijs – grijze,
dwaas – dwaze,
dood (uitgesproken met
t)
– dode,
xenofoob (uitgesproken met
p)
– xenofobe. Dit heeft te
maken met de regel van Finale
Verscherping en treedt bijvoorbeeld ook op bij woordparen van
substantieven in het enkelvoud vs. het meervoud (bijv. huis
– huizen).
Deze medeklinkerverandering treedt niet bij alle adjectieven op. Zo behouden
afleidingen van geografische namen op -s hun
stemloze medeklinker, bijvoorbeeld in Libanees –
Libanese, Parijs –
Parijse, Warschaus –
Warschause, Moskous –
Moskouse, Engels –
Engelse, Naams –
Naamse, Fries –
Friese.
Maar wel Libanezen,
Parijzenaar,
Friezen.
En ook in heel wat andere adjectieven op -s
of -f blijft de stemloze medeklinker behouden,
bijvoorbeeld in kras – krasse,
fris – frisse,
laf – laffe,
suf – suffe.Verbuiging van combinaties van adjectieven
Als twee of meer adjectieven voorbepaling bij hetzelfde kernwoord zijn, dan
worden ze parallel verbogen volgens de regels weergegeven in Tabel 1, zoals
geïllustreerd in de volgende voorbeelden:
1Daar hadden ze echter hun
twijfels over de lange,
magere verdediger.
CHN
2Het is
een bleke, behoorlijke
tafelwijn met een heel lichte grondsmaak.
Bij een aantal constructies, namelijk die als een eenheid opgevat kunnen worden,
wordt echter alleen het laatste adjectief verbogen, bijvoorbeeld:
3Ze ging de rood
met blauwe woonboot
binnen.
CHN
4Veel schreeuwend rood,
een randje zwart en witte andreaskruisen, daar komt
het kortweg op neer.
CHN
Ook in een aantal adjectivische samenstellingen (met of zonder koppelteken) wordt
alleen het tweede adjectief verbogen:
5Nederland kan dus minder
vertrouwen op Amerika als tegenwicht tegen
het Frans-Duitse duo, en op Engeland in die rol
al helemaal niet.
CHN
6De financieel-economische situatie
maakt dat er geen tijd te verliezen
is.
CHN
Van een iets andere aard zijn constructies als het toegepast
taalkundige onderzoek of de
intern geneeskundige dienst. Terwijl in de
voorbeelden (5) en (6) beide adjectieven die deel uitmaken van de samenstelling
betrekking hebben op het kernwoord (‘het duo is Frans én Duits’, ‘de situatie
betreffende de financiën én de economie’), heeft in deze constructies enkel het
tweede adjectief betrekking op het kernwoord (namelijk ‘taalkundig onderzoek’,
‘de geneeskundige dienst’); het eerste adjectief modificeert het tweede en vormt
er een min of meer vaste eenheid mee (bijv. toegepast
taalkundige ‘de toegepaste taalkunde
betreffende’; intern geneeskundige
‘de interne geneeskunde betreffende’).
Krantenkoppen
De volgende krantenkoppen lijken in strijd te zijn met de basisregel voor het
gebruik van de verbogen vs. de onverbogen vorm zoals die in Tabel 1 worden
weergegeven:
7Nieuwe stadhuis
klaar.
8Amsterdamse politiekorps te zwaar
belast.
De voorbeelden (7) en (8) bevatten nominale constituenten met een
het-woord als kern en het
voorafgaande adjectief wordt zelf niet voorafgegaan door een determinator (er is
sprake van een 'nullidwoord'). In die context zou men dus een onverbogen
adjectief verwachten. De adjectieven
nieuwe en
Amsterdamse zijn echter
verbogen. Een verklaring hiervoor is dat het lidwoord in krantenkoppen vaak
weggelaten wordt en dat men de zinnen kan beschouwen als verkortingen van
(Het) nieuwe stadhuis (is)
klaar en (Het) Amsterdamse
politiekorps (is) te zwaar belast.
Overigens treft men in Vlaamse kranten dan weer wel de onverbogen vorm aan,
zoals:
9Gents stadsbestuur ontslaat
wijkagent.
Als we de krantenkop in (9) beschouwen als een verkorting van
(Het) Gents stadsbestuur ontslaat (een)
wijkagent, dan zou men op basis van de regels in
Tabel 1 een verbogen adjectief verwachten. In het Belgisch-Nederlands wordt de
onverbogen vorm echter frequenter gebruikt dan in het
Nederlands-Nederlands,
Zie Tummers (2005).
zo ook in deze krantenkop.Attributief gebruikte superlatieven: altijd een
buigings-e
Superlatieven die attributief gebruikt worden, hebben altijd een
buigings-e. De verbuiging in
(10) en (11) volgt gewoon de basisregel:
10De werf van het
duurste bouwproject ooit dat de stad zelf
betaalt, werd vorig jaar
stilgelegd.
CHN
11Hij zakte zelfs door de
stevigste stoel van mevrouw Wang, voordat hij
zeventig kilo kwijtraakte.
CHN
Maar ook in het (niet zo gebruikelijke) geval dat een superlatief voorafgaat aan
een onbepaald het-woord in het
enkelvoud, wordt het adjectief verbogen:
12Woensdagavond sloot de
veiling met een hoogste bod van 801.000
dollar.
13Het is moeilijk om
één mooiste moment te kiezen, het leven zit vol
mooie momenten.
14Ik ben echt een
oudste kind. Best braaf, heel
perfectionistisch.
Adjectieven in de stellende of vergrotende trap krijgen in deze context geen
buigings-e: een hoog/hoger
bod, een mooi/mooier
moment en een oud/ouder
kind.
Een uitzondering vormen superlatieven met het versterkende voorvoegsel
aller-: zij volgen de basisregel en krijgen geen
buigings-e in combinaties als een
alleraardigst boek, een
allerhartelijkst welkom en
een allervriendelijkst
gezicht.
Literatuur
Tummers (2005); Broekhuis (2013)
Literatuur
Interessante links
ANS
Taaladvies
Dagenta
Taalportaal
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Kathy Rys | november 2024 | Een tussentijdse versie van dit hoofdstuk werd van commentaar voorzien door Maaike Beliën, Thomas Haga, Priscilla Heynderickx en Jack Hoeksema. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van dit hoofdstuk berust bij de redacteur(en). |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 6,../../data/archief/ans2/e-ans/06/body.html; |