20.4.3.2 Het gebruik van een voorzetselconstituent met aan
Verder lezen
1
Zoals gezegd kan een meewerkend voorwerp al dan niet in de vorm van een
voorzetselconstituent met aan verschijnen. Dikwijls bestaan
beide mogelijkheden naast elkaar, dat wil zeggen dat eenzelfde constituent
niet alleen zelfstandig maar ook als deel van een voorzetselconstituent de
functie van meewerkend voorwerp kan vervullen. De plaatsingsmogelijkheden
in de zin zijn dan evenwel niet dezelfde: een voorzetselconstituent kan
verder naar achteren in een zin voorkomen. Vergelijk:
Hierop wordt nader ingegaan
in
[21.4.7] wat het middenstuk van de zin betreft en
in
[21.7.2.2/i] wat de laatste zinsplaats betreft. Soms is een
meewerkend voorwerp met aan zelfs eerder mogelijk op de
laatste zinsplaats dan in het middenstuk van de zin: zie de voorbeelden
5 en
6 hieronder.
2
Bij sommige werkwoorden is een meewerkend voorwerp met aan
(vrijwel) uitgesloten, met name bij:
beletten
benijden
(be)sparen
gelasten
inboezemen
smeken
telefoneren
toeroepen
vergeven
Verder is de mogelijkheid tot het gebruik van aan mede
afhankelijk van de aard van het lijdend voorwerp. Is dit een abstract
substantief, of heeft het gezegde met het lijdend voorwerp het karakter van
een werkwoordelijke uitdrukking, dan is een meewerkend voorwerp met
aan veelal onmogelijk. Vergelijk:
Andere voorbeelden waar aan (vrijwel) uitgesloten is, zijn:
3Hij gaf Els
een knipoogje.
4Ze hebben ons
veel last bezorgd.
Toch zijn, met een verschil in plaatsing in de zin, bijv. wel naast elkaar
mogelijk:
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |