4.6.5.1 Bepaalde tijdsaanduiding
Verder lezen
1
In tijdsbepalingen waarin een tijdstip of periode wordt aangegeven die voor
de hoorder identificeerbaar is, kunnen substantieven die een bepaalde
tijdsruimte aanduiden, waaronder ook de namen van dagen, maanden en
seizoenen, als volgt gebruikt worden: zonder lidwoord (zie 2),
met een bepaald lidwoord (zie 4), of op beide manieren (zie
3). De tijdsbepalende genitieven zoals 's
morgens en 's zondags worden afzonderlijk
behandeld onder 5.
2
Altijd zonder lidwoord worden gebruikt:
-
de namen van de maanden;
-
de namen van de dagen (behalve in de onder 3 en 4 genoemde gevallen), eventueel verlengd met -morgen, -ochtend (in regionaal en in formeel taalgebruik ook: -voormiddag), -middag (in regionaal en in formeel taalgebruik ook: -namiddag), -avond en -nacht;Als de maandag, dinsdag enz. wordt aangeduid die het dichtst vóór respectievelijk na het spreekmoment ligt, kunnen jongstleden (jl.) / laatstleden (ll.), respectievelijk aanstaande (a. s.) / komende (en in regionaal taalgebruik: volgende) worden toegevoegd.(De hier als regionaal gekenschetste combinaties komen met name in Belgisch Nederlands voor.)
-
tijdsaanduidingen met verleden;
-
de tijdsaanduidingen middernacht, zonsopgang, zonsondergang. Voorbeelden:1In juli gaan we op vakantie.2(Aanstaande) donderdagmorgen vertrekt José naar Suriname.3(Jongstleden) maandag heeft Freddy een fiets gekocht.4Volgende week vrijdag hebben we weer een vergadering.5Zondag een week geleden hadden we vier mensen te eten.6(Op) zaterdag 12 december 1981 is ze gestorven.7Verleden zaterdag/week/jaar heeft hij een aanrijding gehad.8Om middernacht zijn we gaan slapen, en bij zonsopgang waren we er alweer uit.
3
Zonder lidwoord of met een bepaald lidwoord worden gebruikt:
-
substantieven als week, maand, jaar (maar niet dag) en de namen van de seizoenen, voorafgegaan door vorig(e), respectievelijk volgend(e), komend(e), als de periode wordt aangeduid die het dichtst vóór respectievelijk na de periode ligt waarin het spreekmoment zich bevindt;
-
de namen van de dagen, gevolgd door daarvoor, daarna/daarop.
Voorbeelden:
9Het is nu lang niet zo koud meer
als (de) vorige week.
10(De) vorige
winter heeft het nauwelijks gevroren, maar dat is nu wel even
anders!
11(Het) komend(e)
weekend zijn we thuis.
12(De) komende
zomer ga ik niet naar de cursus in
Hasselt.
13Als we er nu niet mee klaarkomen,
moeten we het maar tot (het) volgend jaar
uitstellen.
14Zaterdag kwam hij uit het
ziekenhuis en (de) maandag daarop ging hij weer naar
zijn werk.
4
Altijd met een lidwoord worden gebruikt:
-
de namen van de dagen die van een bepaling voorzien zijn, behalve de onder 2 en 3 vermelde (bijv. aanstaande, daarvoor);
-
substantieven als dag, week, maand, jaar en de namen van de seizoenen, met uitzondering van de onder 3 genoemde gevallen;
-
de namen voor de delen van de dag ( morgen, avond, enz.), als ze als zelfstandig woord gebruikt worden.
Voorbeelden:
15Maandag was hij alweer op zijn
werk en de zaterdag ervoor was hij pas uit het
ziekenhuis gekomen.
16Van de zomer
gaan we naar Zweden, volgend jaar naar Amerika en het jaar
daarop zullen we wel geen geld meer hebben om op reis te
gaan.
17De volgende
winter leed Napoleon zijn historische nederlaag in
Rusland.
18De derde dinsdag in
september ga ik naar Den Haag.
19In de herfst
gaan we weer bollen planten.
20Om 10 uur in de
morgen zat het huis al vol.
21De volgende
avond werd het weer even laat als de dag
daarvoor.
5
Tijdsbepalende genitieven komen voor bij
woorden die delen van de dag aangeven en bij de woorden zomer
en winter (zie a), bij de namen van de dagen
(zie b) en in enkele andere gevallen (zie c).
a
Bij woorden die delen van de dag aangeven, en bij zomer en
winter wordt altijd het bepaald lidwoord in genitiefvorm
gebruikt, steeds gespeld als 's:
's morgens,
's ochtends,
's middags,
's avonds,
's nachts,
's zomers,
's winters
In formeel en in regionaal taalgebruik (in het laatste geval met name in
België) zijn ook mogelijk: 's
voormiddags en 's
namiddags. Deze verbindingen hebben dezelfde
betekenis als voorzetselconstituenten met in (
's morgens =
in de morgen,
's zomers =
in de zomer, enz.), al bestaat
er soms een voorkeur voor de ene of de andere vorm. De genitief kan echter
niet met een bijvoeglijke bepaling gecombineerd worden, wat in de
voorzetselconstituenten wel mogelijk is. Er kan soms wel een
bijwoordelijke bepaling als nabepaling aan de tijdsbepalende genitief
toegevoegd worden (zie bijv. 23a).
Vergelijk:
b
Bij de namen van de dagen komen vormen met en zonder lidwoord voor. De
vormen zonder lidwoord zijn altijd mogelijk. Daarnaast bestaan (en zijn
gebruikelijker): 's zondags,
's maandags,
's woensdags,
's zaterdags Naast
vrijdags komt regionaal (in
België) 's vrijdags voor;
dinsdags en
donderdags zijn de enige
mogelijkheden. De namen voor de delen van de dag kunnen aan de namen van
de dagen worden toegevoegd, altijd met tussen-s en
slot-s en steeds aaneengeschreven: 's
maandagsmorgens,
dinsdagsmiddags enz. Deze
tijdsbepalende genitieven kunnen alleen gebruikt worden om dagen aan te
duiden die niet de maandag, dinsdag, enz. zijn die het
dichtst bij het spreekmoment liggen. Zo kan men niet op de woensdag van
een bepaalde week zeggen:
29Ik ben
maandags, dus eergisteren, naar Den Haag
geweest.uitgesloten
30We hebben
vrijdags, dus overmorgen,
vergadering.uitgesloten
De tijdsbepalende genitieven kunnen dus wel gebruikt worden om verder van
het spreekmoment verwijderde dagen aan te duiden, alsook dagen waarop de
door de werkwoordelijke constituent uitgedrukte werking (handeling,
gebeurtenis, enz.) gewoonlijk plaatsvindt. Voorbeelden:
31(De eerste week van de volgende
maand gaan we verhuizen.) Dat wordt een hele drukte: 's
maandags en dinsdags inpakken, '
s woensdags de eigenlijke verhuizing,
enz.
32We
hebben onze week in Parijs goed besteed: 's maandags
naar de Notre Dame, dinsdags naar de Eiffeltoren,
enz.
33's Maandags
moet ik altijd naar Den Haag.
34De wekelijkse stafvergadering is
vrijdags.
c
Andere tijdsbepalende genitieven zijn: 's
anderendaags 'de volgende dag',
(tweemaal/driemaal) daags 'per dag',
daags (daarvoor/daarna/daarop) 'op de dag'
's jaars' per jaar',
(in twee jaar) tijds Voorbeelden:
35Hij was die
avond laat thuisgekomen, maar 's anderendaags was
hij weer vroeg op.regionaal
36(In een gebruiksaanwijzing bij
een geneesmiddel: ) Driemaal daags een
eetlepel.
37(Op mijn verjaardag was ik
thuis.) Daags daarna vertrok ik
weer.
38Het
tijdschrift verschijnt tweemaal 's
jaars.formeel
39Hij schreef dat boek
in twee jaar tijds.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |