14.8.3 Nominalisaties behorend tot type 2
Verder lezen
Tot het tweede type behoren de nominalisaties die gemaakt worden met behulp van een infinitief-afleiding en de determinator
het
. Enkele voorbeelden:
1Het eten van fruit (is goed voor de
gezondheid.)
2Het maken van kleren (vergt enige
handigheid.)
3Het kopen van een huis in Amsterdam
(valt niet mee.)
Bij nominalisaties van dit type kan het lijdend voorwerp uit de
corresponderende zin zowel voor als achter de kern komen te staan. Wanneer
het voor de kern komt te staan (zoals in
4a), heeft het de vorm van een
naamwoordelijke constituent zonder determinator (vergelijk
4a met
4b). Wanneer het
lijdend voorwerp erachter komt te
staan (zoals in 4c), moet het
gerealiseerd worden in de vorm van een voorzetselconstituent die wordt
ingeleid door van. Vergelijk de volgende zinnen:
Het indirect object (meewerkend of belanghebbend voorwerp) uit de
corresponderende zin kan zowel voor als achter de kern staan. Voor de kern
kan het indirect object in de vorm van een naamwoordelijke constituent (zie
5a en
6a) en een voorzetselconstituent
(ingeleid door aan (zie
5b) of voor (zie
6b) gerealiseerd worden. Het kan
echter alleen voor de kern staan als ook het lijdend voorwerp aan de kern
voorafgaat. (Vergelijk 5a en
5b met
5c en
6a en
6b met
6c.) Wanneer het indirect object
achter de kern staat, moet het gerealiseerd worden in de vorm van een
voorzetselconstituent (die ook weer door aan of
voor wordt ingeleid). (Vergelijk
5d met
5e en
6d met
6e.)
Het onderwerp uit de corresponderende zin kan net als bij nominalisaties
van type 1
(zie
[14.8.2]) op twee manieren gerealiseerd worden:
-
als naamwoordelijke constituent in de functie van determinator;Het onderwerp staat dan voor de kern, bijv.:7Piets feliciteren (gaat altijd met lang handen schudden gepaard.)OpmerkingVerdiepingOpmerkingAnders dan bij de nominalisaties van type 1 is deze constructie niet dubbelzinnig. De naamwoordelijke constituent kan alleen opgevat worden als het onderwerp uit de corresponderende zin, dat wil zeggen degene die of datgene wat de handeling verricht.
-
als voorzetselconstituent die wordt ingeleid door het voorzetsel van bij onovergankelijke werkwoorden (bijv. vluchten in 8) of door bij overgankelijke werkwoorden (bijv. kronen in 9);Het onderwerp moet dan achter de kern staan. Voorbeelden:8Het vluchten van misdadigers (verontrust sommigen.)9Het kronen van Karel door de paus (had veel voeten in de aarde.)
Wat de plaats van voorzetselconstituenten in het algemeen betreft, geldt
dat wanneer het lijdend voorwerp uit de corresponderende zin voor de kern
wordt gerealiseerd, iedere voorzetselconstituent zowel ervoor als erachter
kan komen te staan. Vergelijk de volgende (a)- en
(b)-zinnen:
Wanneer het lijdend voorwerp in de vorm van een voorzetselconstituent
achter de kern wordt gerealiseerd, mogen andere voorzetselconstituenten
niet voor de kern komen te staan. Voorbeelden (vergelijk
12 met
5d:
12Het
aan kleine kinderen geven van snoep (wordt
afgeraden.)uitgesloten
13Het
op een terrasje drinken van koffie (is heel
gezellig.)uitgesloten
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |