21.7.3.3 Een beperking op de mogelijkheden tot achteropplaatsing
Verder lezen
Achteropplaatsing van een zinsdeelstuk (een nabepaling, complement of
bijstelling) is alleen maar goed mogelijk als de kern van de
naamwoordelijke constituent waar het deel van uitmaakt, zelf een (al dan
niet contrastief) zinsaccent draagt. Zie de volgende voorbeelden:
1In Gent |heb| ik nog een bóek
|gevonden| over de Tachtigjarige
oorlog.
2(Ze zei) |dat| er een fabríek in
Renkum |staat| van Van Gelder.
3De hónd |hebben| ze |gevonden|
van Jan, (niet de kát.)
4We |hebben| Pollíni gisteren
|horen spelen|, de beste pianist ter
wereld.
5Lódewijk |is| gisteren
|verongelukt|, de zoon van de
burgemeester.
Is niet aan de genoemde voorwaarde voldaan doordat een verderop in de zin
staand zinsdeel een zinsaccent heeft, dan is achteropplaatsing niet of
nauwelijks mogelijk. Een zinsdeelstuk kan met andere woorden niet over een
zinsaccent heen getild worden. Vergelijk met de zinnen
1 t.e.m.
5:
6De hond
|hebben| ze |gevónden| van Jan, (we hoeven dus niet
meer te zoeken.uitgesloten
7De auto
|had| een agént aan|gereden| die niet goed bestuurd
werd.uitgesloten
8Die fiets
|moet| nu eindelijk eens wég|gebracht worden| van
Jan.twijfelachtig
9Hij|heeft| dus zijn belofte gisteren plotseling weer ín|getrokken|
dat je voor het einde van de maand werk
hebt?twijfelachtig
10We
|hebben| Pollini gísteren |horen spelen|, de beste pianist ter
wereld.uitgesloten
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |