12.3.2.1.3 Het voorvoegsel ver-
Met behulp van het onbeklemtoonde voorvoegsel, of prefix, ver-
kunnen werkwoorden gevormd worden van werkwoorden, van substantieven, en van
adjectieven, zoals respectievelijk
verdrijven,
verhuizen en
verjongen. Met name de grens
tussen de eerste en de tweede categorie is niet scherp te trekken. Sommige
voorbeelden worden hier daarom twee keer genoemd.
Verder lezen
Ver- + werkwoord
Bij ver-werkwoorden afgeleid van werkwoorden kunnen vier groepen
onderscheiden worden.
Een groot aantal werkwoorden die met het voorvoegsel ver- van
andere werkwoorden afgeleid worden, geven aan dat de door het basiswoord
genoemde werking een negatief resultaat heeft voor het daarbij genoemde object.
Het door het lijdend voorwerp aangeduide wordt tenietgedaan, beschadigd of
verspild door de genoemde werking. Zo kan (tijd)
verreizen in de zin:
1Door dat voortdurende heen en weer rijden verreis je wel veel kostbare tijd.
omschreven worden als 'door te reizen verdoen'. In de genoemde betekenis is het procedé productief. Andere voorbeelden van op die manier gevormde overgankelijke werkwoorden zijn:
2(z'n tijd) verbabbelen, verboemelen; (papier) verbranden; (z'n geld) verdobbelen; (benzine) verrijden; (tijd) verknoeien, verpraten, verslapen; (z'n geld) versnoepen
Onovergankelijk is het werkwoord verhongeren ('van honger omkomen').
Nauw verwant met de eerste groep zijn de werkwoorden die aanduiden dat de werking die door het
basiswoord genoemd wordt, een ongewenst of onbedoeld resultaat heeft. Zo
betekent zich verrekenen 'zo rekenen
dat het fout is'. Met deze betekenis is het procedé alleen productief ter
vorming van wederkerende werkwoorden. Voorbeelden zijn:
3zich vergissen (= 'verkeerd gissen, raden'), zich verlezen, zich verrijden, zich verslapen, zich verspreken, zich vertillen
Bij deze groep sluiten zich qua betekenis niet-wederkerende afleidingen aan als vergroeien ‘scheef groeien’, verdraaien en verleiden.
Een derde groep vormen de overgankelijke en onovergankelijke werkwoorden met ver- die een verwijdering benoemen als resultaat van de werking die
het basiswerkwoord noemt. Tot dit niet-productieve type behoren
verbannen,
verdrijven,
verjagen,
verstoten,
vervliegen,
vervloeien en
verwaaien.
Als vierde groep is er een tamelijk groot aantal overgankelijke werkwoorden die een verandering aanduiden.
Zie Booij & Van Haaften (1987) en Booij (1992) voor een bespreking van de samenhang tussen
de betekenis en de op grond daarvan voorspelbare syntactische valentie
van deze werkwoorden.
Ze geven aan dat het door het lijdend voorwerp (in enkele gevallen het onderwerp) aangeduide op een andere plaats terechtkomt of een ander uitzicht krijgt. Zo betekent (de bloemen) verschikken: 'door schikken van plaats veranderen, verwisselen'. Voorbeelden van deze onproductieve groep zijn verder:
4verbouwen (bijv. van een huis), verhangen (bijv. van een schilderij), verhuizen, (zich) verkleden, verknippen, verplanten, verschuiven, vervormen, verzetten
Heel wat van de tot dusver genoemde afleidingen hebben een negatieve, minachtende betekenis. Dat
is ook het geval bij werkwoorden als
verachten,
verdenken,
verraden en
verwensen die niet bij een
van bovenstaande groepen horen.
Buiten deze betekeniscategorieën vallen werkwoorden als verbouwen (van gewassen), verwerven, vereisen, vermissen, en werkwoorden waarvoor geen ongeleed basiswoord aan te wijzen is, zoals verbazen, verdedigen, verdwijnen, vergeten, verliezen en vernielen.
Ver- + substantief
Het prefix ver- kan worden aangehecht aan substantieven. Er kunnen twee groepen onderscheiden worden. In een eerste groep vormt het voorvoegsel ver- in combinatie met een substantief overgankelijke en onovergankelijke werkwoorden met als betekenis: 'maken of worden tot datgene wat het substantief noemt'. Het procedé is productief. Voorbeelden zijn:
5verafgoden, verassen, verkalken, vernikkelen, versuikeren, verzanden
Met dit procedé zijn ook werkwoorden gevormd als
verseksen, verploppen en
vertrossen (van het
letterwoord
Tros), als in:
6Volgens sommigen is de hele literatuur- en
filmwereld versekst.
De Ploptuin kreeg er
3 nieuwe attracties bij en ook enkele huidige attracties werden
'verplopt'.
Internet, geraadpleegd 15 februari
2022
Hij wil niet alle omroepen laten
vertrossen.
Tot een andere, niet-productieve, groep behoren woorden die een verwisselen of anders maken betekenen zoals verbedden, verhuizen, verjaren en vertalen.
Ver- + adjectief
Met het voorvoegsel ver- kunnen van adjectieven overgankelijke en
onovergankelijke werkwoorden afgeleid worden met de betekenis '(in nog grotere
mate) maken of worden wat het adjectief noemt'. Zo kan
verharden de betekenis
'hard(er) worden' krijgen, bijv. in verharde
sneeuw, of in de zin Cement
verhardt ook onder water. Daarnaast heeft dit
werkwoord ook de causatieve betekenis 'hard(er) maken',
bijv. in een weg verharden of in de
zin:
7Ze hebben hun standpunt verhard.
Niet alle afleidingen volgens dit productieve procedé zijn in de beide betekenissen gebruikelijk.
Met name de eerste betekenis is minder algemeen. Werkwoorden als verbeteren,
verduurzamen,
verkleinen en
vergroten zijn voornamelijk
als overgankelijk werkwoord in gebruik ('beter/meer duurzaam/kleiner/groter
maken'), maar vooral in België ook wel onovergankelijk, zoals in:
De werkwoorden vernieuwen en
verduurzamen worden tegenwoordig ook af
en toe onovergankelijk gebruikt,
Zie Dreschler (2019).
zoals in:Het werkwoord verdikken in de betekenis 'aankomen,
dikker worden' (gezegd van personen) is in België gangbaar, zoals in:
10Ik ben de laatste jaren
verdikt.
in BN
Dit gebruik komt geregeld voor in standaardtalige
contexten in het Belgisch-Nederlands en behoort tot de
standaardtaal, zie ook Taaladvies.net .
Voorbeelden van volgens dit procedé gevormde werkwoorden zijn verder:
11veraangenamen, verarmen, verburgerlijken, verdubbelen, vergelen, vermooien, versimpelen, vervlaamsen, vervroegen, verzwaren
Bij een aantal werkwoorden fungeert de vergrotende trap van een adjectief als basiswoord:
Zie Booij (1994, 1996).
12verbeteren, verergeren, verminderen, verouderen, verslechteren, verwilderen
De werkwoorden verontschuldigen en verontrusten zijn naar betekenis afgeleid van het adjectief onschuldig en het substantief onrust. We verwachten dan de vormen veronschuldigen en veronrusten, maar doordat ont- een prefix is dat werkwoorden vormt, terwijl on- wordt aangehecht aan substantieven en adjectieven, is de vorm on- tot ont- geworden. Dit geldt ook voor werkwoorden als verontheiligen en verontreinigen.
Zie Van Marle (1978).
Literatuur
Booij & Van Haaften (1987), Booij (1992), Baayen & Lieber (1994).
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | juni 2022 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 12,../../data/archief/ans2/e-ans/12/body.html; |