Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google
9.1.1.1 Locatieve voorzetsels
Locatieve voorzetsels beschrijven een locatie die in veel gevallen als een punt voorgesteld kan worden, waar je op kunt wijzen. Daarin onderscheiden ze zich van directionele voorzetsels, die altijd het idee van een pad oproepen.
Voorzetselconstituenten met een locatief voorzetsel kunnen dus dienen als een bepaling van plaats, bijvoorbeeld om aan te geven waar iets of iemand zich bevindt, zoals in (1a), of waar iets zich afspeelt, zoals in (1b).
1Locatieve voorzetsels in een bepaling van plaats
aDe sleutel van de kamer lag op de kast.
bNederlandse actievoerders van Greenpeace protesteerden op Russische wateren tegen de bouw van een boorplatform.
Voorzetselconstituenten met een locatief voorzetsel als kern kunnen ook fungeren als richtingsbepaling, namelijk als ze de locatie aangeven waar iemand of iets belandt:
2Locatieve voorzetsels in een richtingsbepaling
aToen sloop de kat naar het bureau en sprong op de stoel.
bGerrit [...] kijkt strak voor zich uit en gooit de volgende kaart op tafel.
In (2a) en (2b) zijn de voorzetselconstituenten op zich puur locatief: ze duiden een plaats aan, die we ons als een punt kunnen voorstellen, namelijk een punt ten opzichte van de stoel of de tafel. Vanwege de rest van de zin, inclusief het gebruik van de werkwoorden sprong en gooit, begrijpen we die locaties steeds als het eindpunt van de beweging: aan het eind van de sprong in (2a) is de kat op de stoel; aan het eind van de beweging die veroorzaakt wordt door Gerrits 'gooien', is de kaart op de tafel.
Daarnaast kunnen locatieve voorzetsels ook gebruikt worden om een temporele relatie uit te drukken, zoals in (3). Ook in die gevallen wijst het voorzetsel een punt aan ten opzichte van het referentieobject. Het referentieobject is dan geen ruimtelijk object, maar een periode. In (3a) bijvoorbeeld situeert in de gebeurtenis de knoop doorhakken op een tijdstip ergens binnen de grenzen van de periode januari.
3Locatieve voorzetsels in een bepaling van tijd
aIn januari hakt de jury de knoop door.
bDe brandweer in Staphorst houdt op zaterdag 3 september een open dag.
cZe … liggen ’s avonds niet voor twaalf uur in bed.
dTegen twaalven verzamelen de overblijfkrachten zich in de hal.
eWe hebben nog geprobeerd om tussen kerst en nieuwjaar een wedstrijd te organiseren.
fDe meisjes ontmoeten elkaar halverwege de film in een psychiatrische kliniek.
gBinnen enkele weken wordt bekend wie de nieuwe gouverneur van Curaçao wordt.
hOuders plannen nu al vaak reizen buiten de schoolvakanties.
iHet zal nu bij achten zijn.
De relaties die de locatieve voorzetsels in (4)-(6) beschrijven zijn noch ruimtelijk, noch temporeel. In (4) vinden we ze in andere bepalingen dan die van plaats, richting of tijd.
4Locatieve voorzetsels in andere bepalingen
aAls je op de bonnefooi naar het festival komt, kun je in grote problemen komen.
bWe verwachten dat we er in goed overleg uit zullen komen.
cBij helder weer zullen er heel wat vallende sterren en satellieten te zien zijn.
In (5) vinden we locatieve voorzetsels als kern van een voorzetselvoorwerp: het gaat steeds om vaste voorzetsels bij een werkwoord. In (5a) bijvoorbeeld vinden we op als vast voorzetsel bij het werkwoord wachten: het geeft aan dat er een relatie bestaat tussen dat werkwoord en het complement de uitslag.
5Locatieve voorzetsels in een voorzetselvoorwerp
aIk moest tien dagen wachten op de uitslag.
bHollywood laat de wereld graag geloven in eeuwige liefde.
cZe denkt aan een opleiding in Nederland.
dEen pittig debat tussen coalitie en oppositie hoort bij de democratie.
eNiets in deze wereld weegt op tegen geestelijke vrijheid.
In (6), ten slotte, vinden we de locatieve voorzetsels aan en voor in een meewerkend voorwerp.
6Locatieve voorzetsels in een meewerkend voorwerp
aDe koningin gaf haar juwelen aan haar hofdame.
b Toen kocht ik voor mijn vriendin beertjes of chocolade.
Locatieve voorzetsels komen ook veel voor in zinsdeelstukken, zoals nabepalingen bij een zelfstandig naamwoord. In de nominale constituenten in (7), bijvoorbeeld, beschrijft de voorzetselconstituent steeds de plaats van die- of datgene waar de kern naar verwijst.
7ade cameraman op het podium
bhet zeewater voor de kust
cde golfbaan naast het hotel
Hieronder volgen nog enkele voorbeelden van locatieve voorzetsels die uitsluitend in formeel taalgebruik voorkomen:
8aVijf vissers zijn dinsdag nabij de monding van de Marowijnerivier […] overvallen door vier gemaskerde gewapende piraten/ Er brak geweld uit nabij de begraafplaats. formeel Deze vorm wordt als formeel Nederlands beschouwd.
bIn 2004 werd zij als rechter in de rechtbank te Alkmaar benoemd. formeel Deze vorm wordt als formeel Nederlands beschouwd.
cBenoorden de poolcirkel leven meer soorten dan tot nu toe werd aangenomen. formeel Deze vorm wordt als formeel Nederlands beschouwd.
dDie laatste emotie was toch niet alleen beoosten Oldenzaal of bezuiden Roosendaal waar te nemen [...]? formeel Deze vorm wordt als formeel Nederlands beschouwd.
e[H]et uitspreken van de slot-n is optioneel. Bewesten de IJssel wordt hij vaker niet dan wel gerealiseerd. formeel Deze vorm wordt als formeel Nederlands beschouwd.
fHet is evenmin een geheim dat de beste rugbylanden bezuiden de evenaar liggen. formeel Deze vorm wordt als formeel Nederlands beschouwd.
Verder lezen
Literatuur
    Interessante links
    ANS
    Taalportaal
    Taaladvies
    Versiegeschiedenis
    versie redacteur(en) datum opmerkingen
    3.0 Maaike Beliën januari 2021
    2.1 januari 2019 Automatische conversie van ANS 2.0
    2.0 W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn 1997 hoofdstuk 9,../../data/archief/ans2/e-ans/09/body.html;
    Interessante links