Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google
21.3.2.1.1 Bepaalde, specifiek onbepaalde, categoriale en generieke naamwoordelijke constituenten
Verder lezen
1
De eerste zinsplaats is de plaats bij uitstek voor die taalelementen die direct bij de context en/of bij een zekere situatie aansluiten doordat ze identificeerbare zelfstandigheden aanduiden. Zo hebben in het nu volgende stukje tekst uit een kranteartikel de gecursiveerde gedeelten, die telkens op de eerste zinsplaats staan, betrekking op iets wat al expliciet genoemd is in de voorafgaande zinnen.
1(Vorige week voerde de Duitse Bondsdag een tamelijk nutteloos debat.) Het |ging| over pogingen via een gezamenlijk onderwijsplan van Bond en deelstaten tot meer stroomlijning van onderwijsvormen in de bondsrepubliek te komen. De deelstaten |hebben| grote zeggenschap waar het de inrichting van het onderwijs betreft. Het debat |was| daarom zo nutteloos omdat het probleem van de 'Gesamtschule' meespeelde. Die 'Gesamtschule' |wordt| als de partijen even de kans krijgen een thema bij de verkiezingen van volgend jaar.
Op de eerste zinsplaats komen zodoende met name bepaalde naamwoordelijke constituenten voor (zoals de gecursiveerde delen uit 1), evenals voorzetselconstituenten met zo'n bepaalde naamwoordelijke constituent als deel. De functie van deze constituenten (onderwerp, lijdend voorwerp, voorzetselvoorwerp, enz.) speelt in principe geen rol bij de mogelijkheden tot vooraanplaatsing (maar zie [21·3·1·1/2], Opmerking).
Voor het begrip 'bepaalde naamwoordelijke constituent' (versus 'onbepaalde naamwoordelijke constituent') zie men [14·3·1], waar ook aangegeven wordt welke taalelementen een constituent als 'bepaald' kenmerken. We volstaan hier met het geven van diverse voorbeelden (geordend naargelang de kern van de naamwoordelijke constituent een substantief dan wel een voornaamwoord is), met vermelding van enige bijzonderheden. Voor vooropstaande voorzetselconstituenten zie men tevens onder punt 5.
2De president van Kenia |is| gisteren naar Zambia gegaan.
3Onze huisarts |is| al drie weken afwezig.
4(in een gesprek over de familie van een gemeenschappelijke kennis: ) Met twee van zijn neven |ben| ik vorige zomer op reis geweest.
5A: (Pas op, of ik haal mijn vader!) B: (Doe maar.) Van je vader |ben| ik toch niet bang.
6(Daar heb je de burgemeester.) Die man |maakt| hier al 20 jaar de dienst uit.
7Dat boek waar je het over had |wil| ik zeker eens lezen.
8(bijschrift bij een foto: ) Met dit schip |bracht| de de Britse hulporganisatie Oxfam hulpgoederen de Cambodjaanse haven Kompong Son binnen.
9Met die opmerking van Carlo |zat| ze toch wel erg in d'r maag.
10(Er zijn ook allerlei uitzonderingen op de regel te noemen.) Van dergelijke speciale gevallen |zullen| we hier echter voorlopig afzien.
11(Er was een teken afgesproken. De meester blies op een fluitje.) Op dat geluid |stoof| de hele school in een ogenblik het duin in.
12Vaders fiets |heeft| tien versnellingen.
13Nadia |heeft| besloten te stoppen met roken.
14Oom Jan |had| lekkers voor de kinderen meegebracht.
15Met Marie |willen| we absoluut niets meer te maken hebben.
16A: (Heb jij nog contact met Kees en Geer?) B: (Jazeker.) Kees |heb| ik gisteren nog een brief geschreven.
17(Vraag het aan Jan.) Die |is| meestal erg goed geïnformeerd.
18A: (Is deze plaats nog vrij?) B: Dat |weet| ik niet.
19Je |bent| wel vroeg vandaag, zeg!
20Ze |rende| in volle vaart de trappen af.
In zinnen met een neutrale volgorde treft men van persoonlijke voornaamwoorden in de functie van onderwerp op de eerste zinsplaats zowel volle als gereduceerde vormen aan. Alleen de gereduceerde onderwerpsvorm van hij, namelijk ie, komt niet op de eerste zinsplaats voor. Deze vorm staat wel in het middenstuk, na de persoonsvorm of de bindterm. Vergelijk bijv.:
21aHij |begreep| er nog steeds niets van.
bIe |begreep| er nog steeds niets van.uitgesloten
cNog steeds |begreep|-ie er niets van.
Gereduceerde niet-onderwerpsvormen van persoonlijke voornaamwoorden zijn uitgesloten op de eerste zinsplaats, met uitzondering van me in de verbinding me dunkt en persoonlijke voornaamwoorden in plaatsbepalingen. Vergelijk bijv. 22 t/m 25 met 26 t/m 28:
22Jou |heb| ik nog niet eerder ontmoet, dacht ik.
23Hem |was| altijd voorgehouden dat je zoiets niet mocht doen.
24Door haar |is| het plan mislukt.
25Van mij |krijgen| ze met kerst altijd een versierde peperkoek.
26Me |dunkt| (dat hij daar wel wat eerder aan had kunnen denken.)
27Naast me/mij |zat| een klein jongetje.
28Bij 'm/hem |stond| iemand te praten.
In gevallen als 27 en 28 ligt het groepsaccent op het voorzetsel. Voor meer voorbeelden in verband met de keuze tussen volle en gereduceerde vormen zie men [5·2·7].
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Een en ander impliceert niet dat de persoonlijke voornaamwoorden als deel van een voorzetselconstituent in andere posities in de zin altijd gereduceerd kunnen zijn of het hoeven te zijn.
In plaats van het in de functie van een voorwerp wordt op de eerste zinsplaats het aanwijzend voornaamwoord dat gebruikt, dat geen nadruksaccent hoeft te krijgen. Vergelijk bijv.:
29aHet |vinden| ze beslist niet goed.uitgesloten
bDat |vinden| ze beslist niet goed.
Wederkerende voornaamwoorden moeten de met -zelf versterkte vormkrijgen, bijv.:
30aZichzelf |achtte| hij daartoe wel degelijk in staat.
bZich |achtte| hij daartoe wel degelijk in staat.uitgesloten
Een uitzondering vormen weer plaatsbepalingen ingeleid door een beklemtoond voorzetsel (vergelijk 27 en 28 hierboven):
31Naast zich |had| hij een radio staan.
Voor meer voorbeelden met een wederkerend voornaamwoord zie men [5·3·4·2] en [5·3·4·3].
Van bezittelijke voornaamwoorden treft men in zinnen met een neutrale volgorde de onbeklemtoonde vormen (waaronder de gereduceerde, onbeklemtoonbare; vergelijk [5·5·3]) op de eerste zinsplaats aan; zie 5 en:
32Je vader |laat| vragen of je meteen naar huis kunt komen.
33M'n/mijn broertje |is| verzot op Monopoly.
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Bij de tot nog toe genoemde (voorzetsel)constituenten sluiten zich ook voornaamwoordelijke bijwoorden aan (zie [8·7]), in al dan niet gesplitste vorm: ook deze staan als elementen die typisch bij een zekere context of situatie aansluiten vaak op de eerste zinsplaats (bij splitsing staat alleen het eerste deel ervan op de eerste zinsplaats). Het betreft meestal aanwijzende voornaamwoordelijke bijwoorden, maar ook persoonlijke zijn mogelijk. Voorbeelden zijn:
i(Men spreekt over een verhoging van de huurprijs.) Daartegen |hebben| we natuurlijk grote bezwaren.
ii(Hier heb je een lijst met argumenten tegen hun opvatting.) Daar |kunnen| we er nog een paar aan toevoegen.
iii(Op de tafel lag een stapel boeken.) Ernaast |stond| nog een hele doos.
Behalve dergelijke woorden komen op de eerste zinsplaats ook diverse andere bijwoorden voor met een terugwijzende functie, zoals daar, hier, toen, zo. Voorbeelden:
iv(Probeer het eens met een mes.) Zo lukt het vast wel.
v(Hoorde je die berichten uit Peking?) Daar gebeuren af en toe rare dingen.
vi(Dat was in 1880.) Toen hadden ze nog geen neutronenbom.
2
In tegenstelling tot bepaalde naamwoordelijke constituenten hebben onbepaalde als rol nieuwe (niet-bekende) gegevens in het gesprek of in de tekst te introduceren. Dergelijke communicatief belangrijke informatie staat normaal ergens achteraan (rechts) in de zin. Daarom komen onbepaalde naamwoordelijke constituenten in zinnen met een neutrale volgorde niet of nauwelijks op de eerste zinsplaats voor, tenzij ze specifiek zijn (zie verderop). In de volgende voorbeeldzinnen is het eerste zinsdeel steeds onbeklemtoond. Niet mogelijk zijn dan de volgende (a)-varianten:
34aEen appel |was| hij aan het eten.uitgesloten
bHij |was| een appel aan het eten.
35aEnkele boeken |zou| de leraar meebrengen.uitgesloten
bDe leraar |zou| enkele boeken meebrengen.
36aMelk |ligt| op het aanrecht.uitgesloten
bEr |ligt| melk op het aanrecht.
37aIemand |is| aan de telefoon voor je.uitgesloten
bEr |is| iemand aan de telefoon voor je.
Voor het optreden van er in zinnen als 36b en 37b zie men verder onder 3.
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Het voorkomen van een onbepaald voornaamwoord betekent op zichzelf niet dat een constituent onbepaald is en dus normaal niet op de eerste zinsplaats kan staan. Zo staan collectiverende onbepaalde voornaamwoorden (zie [5·9·2]) als onderwerp wel heel gewoon op de eerste zinsplaats. Er kan naargelang van de context of de situatie sprake zijn van bepaalde of categoriale constituenten, bijv.:
iElk kind |heeft| een snoepje gekregen.
iiIedereen |bleek| z'n huiswerk op tijd gemaakt te hebben.
iiiAlles |was| tot in de puntjes geregeld.
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Het voornaamwoord men, met als functie 'een algemene, vage referentie', wordt in dit boek tot de persoonlijke voornaamwoorden gerekend, onder meer vanwege z' n plaatsingsmogelijkheden. Het is, net als de met diezelfde functie gebruikte voornaamwoorden je etc., heel gebruikelijk als onderwerp op de eerste zinsplaats:
iMen |denkt| aan een verhoging van de produktie met 2% per kwartaal.
iiMen/je |zou| haast denken dat hij niet wil.
Vooral in journalistieke of literaire geschreven taal kunnen onbepaalde constituenten als onderwerp wel vlak vóór de voor-pv staan zonder speciaal beklemtoond te worden. Zo'n onderwerp kan een krantebericht openen, bijv.:
38Delen van een hoeveelheid diepvriesvis van in totaal 21 ton, die in Rotterdam werd gestolen, |zijn| teruggevonden in Brussel en Zeebrugge.
39Een groep Nederlandse kankeronderzoekers |heeft| besloten niet deel te nemen aan het kankercongres dat in Argentinië wordt gehouden.
40Een Brits soldaat |werd| zondag in Ulster gedood bij een explosie in een legerpost.
41Een 21-jarige jongeman uit het Gelderse Bemmel |heeft| gisteravond zijn buurman door messteken om het leven gebracht.
42Een Russisch officier |liep| klein en hopeloos gelijkmatig in de lichte motregen.
Het betreft meestal als specifiek op te vatten onbepaalde constituenten. Zo is er in voorbeeldzin 38 sprake van een nader omschreven hoeveelheid vis uit Rotterdam die voor de schrijver (maar niet voor de lezer) identificeerbaar is en niet zomaar van een partij vis zonder meer. In zin 42, gedacht als onderdeel van een situatieschildering, kan men stellen dat de auteur een welbepaalde figuur in z'n hoofd heeft, die pas later aan de lezer bekend gemaakt zal worden. Vergelijkbare gevallen kunnen zich voordoen in een levendig verhaal, bij een snelle opeenvolging van gebeurtenissen, of in een bericht, bij een opsomming van verschillende feiten, respectievelijk bijv.:
43(...) Plotseling klonken er voetstappen op het tuinpad. Een hond |blafte|. Een stem |riep| in het donker. Toen vielen er twee schoten.
44(...) Het conflict binnen het bisschoppencollege is gedeeltelijk vervaagd doordat Rome op vele terreinen zijn wil heeft opgelegd. Aan het celibaat mag niet getornd worden. De taken van pastorale werkers moeten beperkt blijven. De seminaries komen onder curatele. Een commissie, waarin ook een curie-kardinaal zitting heeft, |moet| toezien op de getrouwe uitvoering van de synode-besluiten. De kerk van Nederland is onder permanente voogdij van Rome gesteld. (...)
Ook in de volgende gevallen hebben we met specifiek onbepaalde naamwoordelijke constituenten te maken:
45Iemand |heeft| me verteld dat jij van plan bent naar Siberië te gaan.
46Sommige kinderen |spelen| alweer op straat.
In deze zinnen heeft de spreker een bepaald iemand respectievelijk bepaalde kinderen op het oog. Hij laat dit voor de hoorder/lezer evenwel in het vage. Zin 46 bijvoorbeeld kan passen in een context waarin over een groep kinderen gesproken is, die een tijd ziek geweest zijn en dat voor een deel nog zijn. De zin betekent dan 'sommige van die kinderen spelen alweer op straat'.
Voor een voorbeeld van een voorzetselconstituent met een specifieke naamwoordelijke constituent als deel zie men [21·3·2·1/ii2].
3
Als het onderwerp van een zin uit een onbepaalde, niet-specifieke naamwoordelijke constituent bestaat, moet het meer naar achteren in de zin staan. Vooraan in de zin komt dan het onbeklemtoonde woord er voor, dat als functie heeft aan te geven dat het onderwerp nieuwe, nog niet bekende informatie bevat. Anders gezegd, er situeert nieuwe informatie in het ervaringsgeheel. Dit 'presentatieve' er staat op de eerste zinsplaats of, als die plaats al bezet is door een ander element, aan het begin van het middenstuk (zie [21·4·6]). Voorbeelden van zinnen met presentatief er op de eerste zinsplaats zijn 36b en 37b, evenals:
47Er |is| vanmorgen op de Oranjesingel een vreselijk ongeluk gebeurd.
48Er |zit| weer een vlieg in de soep.
In vraagwoordvragen staat het presentatieve er nooit op de eerste zinsplaats; die plaats wordt ingenomen door het vragende element, bijv.:
49Wat |is| er gebeurd?
Voor het optreden van het presentatieve er in samenhang met een onbepaalde (en soms een bepaalde) naamwoordelijke constituent als getalsonderwerp zie men de uitvoerige behandeling in [8·6·3].
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Het woord er staat altijd in het middenstuk als het locatief, kwantitatief of prepositioneel (eerste deel van een gesplitst voornaamwoordelijk bijwoord) is (zie [21·4·6]). In plaats hiervan kan wel het terugwijzende daar op de eerste zinsplaats gebruikt worden - bij kwantitatief er en het zogenaamde absolute (d.i. niet aan iets concreets refererende) er is dit uitgesloten. Vergelijk bijv.:
ia Er |hebben| ze jarenlang een villaatje gehad.uitgesloten
bDaar |hebben| ze jarenlang een villaatje gehad.
iia Er |denk| ik nooit meer aan.uitgesloten
bDaar |denk| ik nooit meer aan.
Bij samenval met het presentatieve er echter kan er als eerste deel van een gesplitst voornaamwoordelijk bijwoord wel weer vooraan staan. Vergelijk met iia:
iiiEr |dient| allereerst op gewezen te worden dat deze gegevens verouderd zijn.
iv(De boot maakte slagzij.) Er |zaten| te veel mensen in.
4
Onbepaalde naamwoordelijke constituenten moeten onderscheiden worden van categoriale en generieke, die in dezelfde vorm als de onbepaalde kunnen optreden (zie [14·3·2]). Categoriale en generieke naamwoordelijke constituenten duiden een bekend veronderstelde groep, categorie of soort zelfstandigheden aan waarover een algemene uitspraak gedaan wordt (bij 'definitiezinnen' zoals 55 geldt die bekendheid uiteraard alleen voor de spreker). Deze constituenten kunnen, anders dan (niet-specifiek) onbepaalde wél op de eerste zinsplaats van zinnen met een neutrale volgorde voorkomen, bijv. (vergelijk met 34 en volgende):
50Een appel |moet| je schillen voor je 'm opeet.
51Een vrijgezel |is| ongehuwd.
52Boeken |wil| hij niet lezen.
53Vogels |staan| bij vrijwel iedere natuurliefhebber en natuurbeschermer erg in de belangstelling.
54Melk |is| voedzaam.
55Composieten |zijn| planten met samengestelde bloemen.
De betekenis van de gecursiveerde constituenten is respectievelijk 'welke appel dan ook', 'welke vrijgezel ook', 'wat ook maar een boek is', 'de vogels in hun algemeenheid', 'de categorie, de stof melk' en 'de categorie van de composieten'. In een soortgelijke betekenis kan ook een onbepaald voornaamwoord op de eerste zinsplaats staan:
56Iemand |kan| gehuwd of ongehuwd zijn. ('een mens')
Tot slot geven we hier volledigheidshalve ook een voorbeeld van een voorzetselconstituent met een categoriale naamwoordelijke constituent als deel (vergelijk ook [21·3·2·1/ii2]):
57Met jagers |wil| hij niets te maken hebben.
5
In 1 t.e.m. 4 zijn al tal van voorbeelden gegeven van vooropgeplaatste voorzetselconstituenten. Voorzetselconstituenten kunnen in principe altijd op de eerste zinsplaats staan, mits de naamwoordelijke constituent die er deel van uitmaakt voldoet aan de hierboven genoemde voorwaarden wat het al dan niet bepaald etc. zijn betreft.
Op deze plaats besteden we apart aandacht aan gevallen als de volgende:
58Van Walschap |heb| ik twee romans gelezen.
59Over Bakoenin |heeft| Jan in de bibliotheek een artikel gevonden.
In zulke gevallen heeft de voorzetselconstituent op de eerste zinsplaats altijd interpretatief betrekking op een naamwoordelijke constituent verderop in de zin, i.c. twee romans en een artikel (of eventueel een combinatie van een naamwoordelijke constituent en een werkwoord, bijv. (twee) romans lezen). Behalve een zin met deze volgorde is vaak - maar zeker niet altijd, zie bijv. 64 en 65 hieronder - een overeenkomstige zin mogelijk met een gelijkluidende voorzetselconstituent direct achter de bedoelde naamwoordelijke constituent. Vergelijk met de (a)-zinnen:
60Ik |heb| twee romans van Walschap gelezen.
61Jan |heeft| in de bibliotheek een artikel over Bakoenin gevonden.
De gecursiveerde voorzetselconstituenten in de (b) -zinnen maken deel uit respectievelijk van de naamwoordelijke constituent twee romans van Walschap en een artikel over Bakoenin. Het zijn met andere woorden zinsdeelstukken. In de (a)-zinnen daarentegen zijn de voorzetselconstituenten die op de eerste zinsplaats staan op te vatten als zelfstandig functionerende zinsdelen (een soort bijwoordelijke bepaling). Het verschil tussen de (a)- en de (b)-zinnen kan als volgt weergegeven worden. Zin 58, met een zinsaccent op romans, is in een context waarin bijvoorbeeld de Nederlandstalige literatuur en auteurs, meer in het bijzonder de auteur Walschap, onderwerp van gesprek zijn, een normaal antwoord op de vraag 'Heb jij ook iets van Walschap gelezen?' of 'Wat heb jij van Walschap gelezen?'. Zin 60 daarentegen past met een neutrale (stijgende) intonatie waarbij het groepsaccent van de naamwoordelijke constituent op Walschap ligt, veeleer als antwoord op een vraag als 'Wat heb je in het weekend zoal gedaan?'. Zin 59 kan voorkomen in een context waarin Bakoenin al ter sprake gekomen is, terwijl zin 61 bij neutrale intonatie mogelijk is als antwoord op een vraag als 'Wat heeft Jan gevonden?'.
Vooropstaande voorzetselconstituenten zoals hier bedoeld hebben doorgaans betrekking op een lijdend voorwerp (zie bijv. 58 en 59), maar ook wel op een onderwerp of een naamwoordelijk deel van het gezegde, zie respectievelijk de voorbeelden 62 en 63:
62Van alle voorwerpen |bevindt| zich in het archief een fotoafdruk.
63Van deze negatieve zet |lijkt| een verstoorde relatie het uiteindelijke resultaat te zullen worden.
Onder de voorzetselconstituenten van dit type zijn die met voor, over en vooral die met van het courantst. Toch komen ook soms voorzetselconstituenten met andere dan de genoemde voorzetsels op de eerste zinsplaats voor. Voorbeelden van voorzetselconstituenten met diverse voorzetsels zijn verder:
64Van al zijn neefjes |heeft| hij alleen Jan in de klas gehad.
65Van sommige teksten |heb| ik maar een paar bladzijden gelezen.
66Van Smits International |is| inmiddels een derde sleepboot uit Rotterdam onderweg naar Brest.
67Van hun jeugdige aspiraties |zouden| ze niets prijs geven.
68Van de Cubaanse ballingen die terechtstaan |zijn| de meesten voortvluchtig.
69Voor de echtheid van de postzegel |is| de stempel een garantie.
70Voor de Koninklijke Militaire School |krijg| je daar de beste opleiding.
71Voor kunstmaanprojecten |heeft| het instituut grote plannen in voorbereiding.
72Over je eigen streek |kun| je in dit tijdschrift een heleboel interessante dingen aan de weet komen.
73(toelichting bij een overzicht van landen waar wel of niet verjaring bestaat: ) Van Cyprus en IJsland |ontbreken| de gegevens.
74In het Arabisch-Israëlische geschil |was| dit vergelijk een keerpunt.
75Op het taalgebruik van de leerlingen |bleek| de invloed van de tv niet zo groot te zijn.
Literatuur
    Interessante links
    ANS
    Taalportaal
    Taaladvies
    Versiegeschiedenis
    versie redacteur(en) datum opmerkingen
    2.1 januari 2019 Automatische conversie van ANS 2.0
    2.0 W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn 1997
    Interessante links