21.3.2.1.1 Bepaalde, specifiek onbepaalde, categoriale en generieke naamwoordelijke
constituenten
Verder lezen
1
De eerste zinsplaats is de plaats bij uitstek voor die taalelementen die
direct bij de context en/of bij een zekere situatie aansluiten doordat ze
identificeerbare zelfstandigheden aanduiden. Zo hebben in het nu volgende
stukje tekst uit een kranteartikel de gecursiveerde gedeelten, die telkens
op de eerste zinsplaats staan, betrekking op iets wat al expliciet genoemd
is in de voorafgaande zinnen.
1(Vorige week voerde de Duitse
Bondsdag een tamelijk nutteloos debat.) Het |ging|
over pogingen via een gezamenlijk onderwijsplan van Bond en deelstaten tot
meer stroomlijning van onderwijsvormen in de bondsrepubliek te komen.
De deelstaten |hebben| grote zeggenschap waar het de
inrichting van het onderwijs betreft. Het debat |was|
daarom zo nutteloos omdat het probleem van de 'Gesamtschule' meespeelde.
Die 'Gesamtschule' |wordt| als de partijen even de
kans krijgen een thema bij de verkiezingen van volgend
jaar.
Op de eerste zinsplaats komen zodoende met name
bepaalde naamwoordelijke
constituenten voor (zoals de gecursiveerde delen uit
1), evenals voorzetselconstituenten
met zo'n bepaalde naamwoordelijke constituent als deel. De functie van deze
constituenten (onderwerp, lijdend voorwerp, voorzetselvoorwerp, enz.)
speelt in principe geen rol bij de mogelijkheden tot vooraanplaatsing (maar
zie
[21·3·1·1/2], Opmerking).
Voor het begrip 'bepaalde naamwoordelijke constituent' (versus 'onbepaalde
naamwoordelijke constituent') zie
men
[14·3·1], waar ook aangegeven wordt welke taalelementen een
constituent als 'bepaald' kenmerken. We volstaan hier met het geven van
diverse voorbeelden (geordend naargelang de kern van de naamwoordelijke
constituent een substantief dan wel een voornaamwoord is), met vermelding
van enige bijzonderheden. Voor vooropstaande voorzetselconstituenten zie
men tevens onder punt 5.
2De president van
Kenia |is| gisteren naar Zambia gegaan.
3Onze
huisarts |is| al drie weken afwezig.
4(in een gesprek over de familie
van een gemeenschappelijke kennis: ) Met twee van zijn
neven |ben| ik vorige zomer op reis
geweest.
5A:
(Pas op, of ik haal mijn vader!) B: (Doe maar.) Van je
vader |ben| ik toch niet bang.
6(Daar heb je de burgemeester.)
Die man |maakt| hier al 20 jaar de dienst
uit.
7Dat boek waar je het
over had |wil| ik zeker eens lezen.
8(bijschrift bij een foto: )
Met dit schip |bracht| de de Britse hulporganisatie
Oxfam hulpgoederen de Cambodjaanse haven Kompong Son
binnen.
9Met die opmerking van
Carlo |zat| ze toch wel erg in d'r maag.
10(Er zijn ook allerlei
uitzonderingen op de regel te noemen.) Van dergelijke speciale
gevallen |zullen| we hier echter voorlopig
afzien.
11(Er was een teken afgesproken.
De meester blies op een fluitje.) Op dat geluid
|stoof| de hele school in een ogenblik het duin in.
12Vaders
fiets |heeft| tien versnellingen.
13Nadia
|heeft| besloten te stoppen met roken.
14Oom Jan
|had| lekkers voor de kinderen meegebracht.
15Met Marie
|willen| we absoluut niets meer te maken hebben.
16A: (Heb jij nog contact met
Kees en Geer?) B: (Jazeker.) Kees |heb| ik gisteren
nog een brief geschreven.
17(Vraag het aan Jan.)
Die |is| meestal erg goed
geïnformeerd.
18A: (Is deze plaats nog vrij?) B:
Dat |weet| ik niet.
19Je |bent|
wel vroeg vandaag, zeg!
20Ze |rende|
in volle vaart de trappen af.
In zinnen met een neutrale volgorde treft men van
persoonlijke voornaamwoorden in de functie van onderwerp op de eerste zinsplaats zowel volle als gereduceerde
vormen aan. Alleen de gereduceerde onderwerpsvorm van hij,
namelijk ie, komt niet op de eerste zinsplaats voor. Deze vorm
staat wel in het middenstuk, na de persoonsvorm of de bindterm. Vergelijk
bijv.:
Gereduceerde niet-onderwerpsvormen van persoonlijke voornaamwoorden zijn
uitgesloten op de eerste zinsplaats, met uitzondering van
me in de
verbinding me dunkt en
persoonlijke voornaamwoorden in
plaatsbepalingen. Vergelijk bijv.
22 t/m
25 met
26 t/m
28:
22Jou |heb|
ik nog niet eerder ontmoet, dacht ik.
23Hem |was|
altijd voorgehouden dat je zoiets niet mocht doen.
24Door haar
|is| het plan mislukt.
25Van mij
|krijgen| ze met kerst altijd een versierde
peperkoek.
26Me |dunkt|
(dat hij daar wel wat eerder aan had kunnen denken.)
27Naast
me/mij |zat| een klein jongetje.
28Bij 'm/hem
|stond| iemand te praten.
In gevallen als 27 en
28 ligt het groepsaccent op het
voorzetsel. Voor meer voorbeelden in verband met de keuze tussen volle en
gereduceerde vormen zie
men
[5·2·7].
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Een en ander impliceert niet dat de persoonlijke voornaamwoorden als deel
van een voorzetselconstituent in andere posities in de zin altijd
gereduceerd kunnen zijn of het hoeven te zijn.
In plaats van het in de
functie van een voorwerp wordt op de eerste zinsplaats het
aanwijzend voornaamwoord
dat gebruikt, dat geen nadruksaccent hoeft te
krijgen. Vergelijk bijv.:
Wederkerende voornaamwoorden moeten de met -zelf versterkte vormkrijgen, bijv.:
Een uitzondering vormen weer plaatsbepalingen ingeleid door een beklemtoond
voorzetsel (vergelijk 27 en
28 hierboven):
31Naast zich
|had| hij een radio staan.
Van bezittelijke voornaamwoorden treft men in zinnen met een neutrale
volgorde de onbeklemtoonde vormen (waaronder de gereduceerde,
onbeklemtoonbare;
vergelijk
[5·5·3]) op de eerste zinsplaats aan; zie
5 en:
32Je vader
|laat| vragen of je meteen naar huis kunt komen.
33M'n/mijn
broertje |is| verzot op Monopoly.
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Bij de tot nog toe genoemde (voorzetsel)constituenten sluiten zich ook
voornaamwoordelijke bijwoorden aan
(zie
[8·7]), in al dan niet gesplitste vorm: ook deze staan als
elementen die typisch bij een zekere context of situatie aansluiten vaak
op de eerste zinsplaats (bij splitsing staat alleen het eerste deel ervan
op de eerste zinsplaats). Het betreft meestal aanwijzende
voornaamwoordelijke bijwoorden, maar ook persoonlijke zijn mogelijk.
Voorbeelden zijn:
i(Men spreekt over een
verhoging van de huurprijs.) Daartegen |hebben| we
natuurlijk grote bezwaren.
ii(Hier heb je een lijst met
argumenten tegen hun opvatting.) Daar |kunnen| we
er nog een paar aan toevoegen.
iii(Op de tafel lag een stapel
boeken.) Ernaast |stond| nog een hele
doos.
Behalve dergelijke woorden komen op de eerste zinsplaats ook diverse
andere bijwoorden voor met een terugwijzende functie, zoals
daar, hier, toen, zo.
Voorbeelden:
iv(Probeer het eens met een
mes.) Zo lukt het vast wel.
v(Hoorde je die berichten uit
Peking?) Daar gebeuren af en toe rare
dingen.
vi(Dat was in 1880.)
Toen hadden ze nog geen
neutronenbom.
2
In tegenstelling tot bepaalde naamwoordelijke constituenten hebben
onbepaalde als rol nieuwe (niet-bekende) gegevens in het
gesprek of in de tekst te introduceren. Dergelijke communicatief
belangrijke informatie staat normaal ergens achteraan (rechts) in de zin.
Daarom komen onbepaalde naamwoordelijke constituenten in zinnen met een
neutrale volgorde niet of nauwelijks op de eerste zinsplaats voor, tenzij
ze specifiek zijn (zie verderop). In de volgende voorbeeldzinnen is het
eerste zinsdeel steeds onbeklemtoond. Niet mogelijk zijn dan de volgende
(a)-varianten:
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Het voorkomen van een onbepaald voornaamwoord betekent op zichzelf niet
dat een constituent onbepaald is en dus normaal niet op de eerste
zinsplaats kan staan. Zo staan collectiverende onbepaalde voornaamwoorden
(zie
[5·9·2]) als onderwerp wel heel gewoon op de eerste zinsplaats. Er
kan naargelang van de context of de situatie sprake zijn van bepaalde of
categoriale constituenten, bijv.:
iElk kind
|heeft| een snoepje gekregen.
iiIedereen
|bleek| z'n huiswerk op tijd gemaakt te hebben.
iiiAlles
|was| tot in de puntjes geregeld.
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Het voornaamwoord men, met als functie 'een algemene, vage
referentie', wordt in dit boek tot de persoonlijke voornaamwoorden
gerekend, onder meer vanwege z' n plaatsingsmogelijkheden. Het is, net
als de met diezelfde functie gebruikte voornaamwoorden je
etc., heel gebruikelijk als onderwerp op de eerste zinsplaats:
iMen
|denkt| aan een verhoging van de produktie met 2% per
kwartaal.
iiMen/je
|zou| haast denken dat hij niet wil.
Vooral in journalistieke of literaire geschreven taal kunnen onbepaalde
constituenten als onderwerp wel vlak vóór de voor-pv staan zonder speciaal
beklemtoond te worden. Zo'n onderwerp kan een krantebericht openen, bijv.:
38Delen van een
hoeveelheid diepvriesvis van in totaal 21 ton, die in Rotterdam werd
gestolen, |zijn| teruggevonden in Brussel en
Zeebrugge.
39Een groep Nederlandse
kankeronderzoekers |heeft| besloten niet deel te nemen aan het
kankercongres dat in Argentinië wordt gehouden.
40Een Brits
soldaat |werd| zondag in Ulster gedood bij een explosie in een
legerpost.
41Een 21-jarige
jongeman uit het Gelderse Bemmel |heeft| gisteravond zijn
buurman door messteken om het leven gebracht.
42Een Russisch
officier |liep| klein en hopeloos gelijkmatig in de lichte
motregen.
Het betreft meestal als
specifiek op te
vatten onbepaalde constituenten. Zo is er in voorbeeldzin
38 sprake van een nader omschreven
hoeveelheid vis uit Rotterdam die voor de schrijver (maar niet voor de
lezer) identificeerbaar is en niet zomaar van een partij vis zonder meer.
In zin 42, gedacht als onderdeel
van een situatieschildering, kan men stellen dat de auteur een welbepaalde
figuur in z'n hoofd heeft, die pas later aan de lezer bekend gemaakt zal
worden. Vergelijkbare gevallen kunnen zich voordoen in een levendig verhaal,
bij een snelle opeenvolging van gebeurtenissen, of in een bericht, bij een
opsomming van verschillende feiten, respectievelijk bijv.:
43(...) Plotseling klonken er
voetstappen op het tuinpad. Een hond |blafte|.
Een stem |riep| in het donker. Toen vielen er twee
schoten.
44(...) Het conflict binnen het
bisschoppencollege is gedeeltelijk vervaagd doordat Rome op vele terreinen
zijn wil heeft opgelegd. Aan het celibaat mag niet getornd worden. De
taken van pastorale werkers moeten beperkt blijven. De seminaries komen
onder curatele. Een commissie, waarin ook een curie-kardinaal
zitting heeft, |moet| toezien op de getrouwe uitvoering van de
synode-besluiten. De kerk van Nederland is onder permanente voogdij van
Rome gesteld. (...)
Ook in de volgende gevallen hebben we met specifiek onbepaalde
naamwoordelijke constituenten te maken:
45Iemand
|heeft| me verteld dat jij van plan bent naar Siberië te
gaan.
46Sommige
kinderen |spelen| alweer op straat.
In deze zinnen heeft de spreker een bepaald iemand respectievelijk bepaalde
kinderen op het oog. Hij laat dit voor de hoorder/lezer evenwel in het vage.
Zin 46 bijvoorbeeld kan passen in
een context waarin over een groep kinderen gesproken is, die een tijd ziek
geweest zijn en dat voor een deel nog zijn. De zin betekent dan 'sommige
van die kinderen spelen alweer op straat'.
Voor een voorbeeld van een voorzetselconstituent met een specifieke
naamwoordelijke constituent als deel zie
men
[21·3·2·1/ii2].
3
Als het onderwerp van een zin
uit een onbepaalde,
niet-specifieke naamwoordelijke constituent bestaat,
moet het meer naar achteren in de zin staan. Vooraan in de zin komt dan het
onbeklemtoonde woord
er voor, dat als functie heeft aan te geven dat
het onderwerp nieuwe, nog niet bekende informatie bevat. Anders gezegd,
er situeert nieuwe informatie in het ervaringsgeheel. Dit
'presentatieve' er staat op de eerste zinsplaats of, als die
plaats al bezet is door een ander element, aan het begin van het middenstuk
(zie
[21·4·6]). Voorbeelden van zinnen met presentatief er
op de eerste zinsplaats zijn 36b en
37b, evenals:
47Er |is|
vanmorgen op de Oranjesingel een vreselijk ongeluk
gebeurd.
48Er |zit|
weer een vlieg in de soep.
In vraagwoordvragen staat het presentatieve er nooit op de
eerste zinsplaats; die plaats wordt ingenomen door het vragende element,
bijv.:
49Wat |is| er
gebeurd?
Voor het optreden van het presentatieve er in samenhang met
een onbepaalde (en soms een bepaalde) naamwoordelijke constituent als
getalsonderwerp zie men de uitvoerige behandeling
in
[8·6·3].
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Het woord er staat altijd in het middenstuk als het locatief,
kwantitatief of prepositioneel (eerste deel van een gesplitst
voornaamwoordelijk bijwoord) is
(zie
[21·4·6]). In plaats hiervan kan wel het terugwijzende
daar op de eerste zinsplaats gebruikt worden - bij
kwantitatief er en het zogenaamde absolute (d.i. niet aan
iets concreets refererende) er is dit uitgesloten. Vergelijk
bijv.:
Bij samenval met het presentatieve er echter kan
er als eerste deel van een gesplitst voornaamwoordelijk
bijwoord wel weer vooraan staan. Vergelijk met
iia:
iiiEr
|dient| allereerst op gewezen te worden dat deze
gegevens verouderd zijn.
iv(De boot maakte slagzij.)
Er |zaten| te veel mensen
in.
4
Onbepaalde naamwoordelijke constituenten moeten onderscheiden worden van
categoriale en
generieke, die
in dezelfde vorm als de onbepaalde kunnen optreden
(zie
[14·3·2]). Categoriale en generieke naamwoordelijke constituenten
duiden een bekend veronderstelde groep, categorie of soort zelfstandigheden
aan waarover een algemene uitspraak gedaan wordt (bij 'definitiezinnen'
zoals 55 geldt die bekendheid
uiteraard alleen voor de spreker). Deze constituenten kunnen, anders dan
(niet-specifiek) onbepaalde wél op de eerste zinsplaats van zinnen met een
neutrale volgorde voorkomen, bijv. (vergelijk met
34 en volgende):
50Een appel
|moet| je schillen voor je 'm opeet.
51Een
vrijgezel |is| ongehuwd.
52Boeken
|wil| hij niet lezen.
53Vogels
|staan| bij vrijwel iedere natuurliefhebber en natuurbeschermer erg in de
belangstelling.
54Melk |is|
voedzaam.
55Composieten
|zijn| planten met samengestelde bloemen.
De betekenis van de gecursiveerde constituenten is respectievelijk 'welke
appel dan ook', 'welke vrijgezel ook', 'wat ook maar een boek is', 'de
vogels in hun algemeenheid', 'de categorie, de stof melk' en 'de categorie
van de composieten'. In een soortgelijke betekenis kan ook een onbepaald
voornaamwoord op de eerste zinsplaats staan:
56Iemand
|kan| gehuwd of ongehuwd zijn. ('een mens')
Tot slot geven we hier volledigheidshalve ook een voorbeeld van een
voorzetselconstituent met een categoriale naamwoordelijke constituent als
deel (vergelijk
ook
[21·3·2·1/ii2]):
57Met jagers
|wil| hij niets te maken hebben.
5
In 1 t.e.m. 4 zijn al tal van voorbeelden gegeven
van vooropgeplaatste voorzetselconstituenten.
Voorzetselconstituenten
kunnen in principe altijd op de eerste zinsplaats staan, mits de
naamwoordelijke constituent die er deel van uitmaakt voldoet aan de
hierboven genoemde voorwaarden wat het al dan niet bepaald etc. zijn
betreft.
Op deze plaats besteden we apart aandacht aan gevallen als de volgende:
58Van
Walschap |heb| ik twee romans gelezen.
59Over
Bakoenin |heeft| Jan in de bibliotheek een artikel
gevonden.
In zulke gevallen heeft de voorzetselconstituent op de eerste zinsplaats altijd interpretatief
betrekking op een naamwoordelijke constituent verderop in de zin, i.c. twee romans en een artikel (of eventueel een combinatie van een
naamwoordelijke constituent en een werkwoord, bijv. (twee) romans lezen).
Behalve een zin met deze volgorde is vaak - maar zeker niet altijd, zie bijv. 64 en 65 hieronder -
een overeenkomstige zin mogelijk met een gelijkluidende voorzetselconstituent direct achter de
bedoelde naamwoordelijke constituent. Vergelijk met de (a)-zinnen:
60Ik |heb| twee romans
van Walschap gelezen.
61Jan |heeft| in de bibliotheek
een artikel over Bakoenin
gevonden.
De gecursiveerde voorzetselconstituenten in de (b) -zinnen maken deel uit
respectievelijk van de naamwoordelijke constituent twee romans van Walschap en een artikel over Bakoenin. Het zijn met andere
woorden zinsdeelstukken. In de (a)-zinnen daarentegen zijn de
voorzetselconstituenten die op de eerste zinsplaats staan op te vatten als zelfstandig
functionerende zinsdelen (een soort bijwoordelijke bepaling). Het verschil tussen de
(a)- en de (b)-zinnen kan als volgt weergegeven
worden. Zin 58, met een zinsaccent op
romans, is in een context waarin bijvoorbeeld de Nederlandstalige
literatuur en auteurs, meer in het bijzonder de auteur Walschap, onderwerp van gesprek zijn,
een normaal antwoord op de vraag 'Heb jij ook iets van Walschap gelezen?' of 'Wat heb jij van
Walschap gelezen?'. Zin 60 daarentegen past met een
neutrale (stijgende) intonatie waarbij het groepsaccent van de naamwoordelijke constituent op
Walschap ligt, veeleer als antwoord op een vraag als 'Wat heb je in het
weekend zoal gedaan?'. Zin 59 kan voorkomen in een
context waarin Bakoenin al ter sprake gekomen is, terwijl zin 61 bij neutrale intonatie mogelijk is als antwoord op een vraag als 'Wat heeft Jan
gevonden?'.
Vooropstaande voorzetselconstituenten zoals hier bedoeld hebben doorgaans betrekking op een
lijdend voorwerp (zie bijv. 58 en 59), maar ook wel op een onderwerp of een naamwoordelijk deel van het
gezegde, zie respectievelijk de voorbeelden 62 en 63:
62Van alle
voorwerpen |bevindt| zich in het archief een
fotoafdruk.
63Van deze negatieve
zet |lijkt| een verstoorde relatie het uiteindelijke resultaat
te zullen worden.
Onder de voorzetselconstituenten van dit type zijn die met
voor, over en vooral die met van het
courantst. Toch komen ook soms voorzetselconstituenten met andere dan de
genoemde voorzetsels op de eerste zinsplaats voor. Voorbeelden van
voorzetselconstituenten met diverse voorzetsels zijn verder:
64Van al zijn
neefjes |heeft| hij alleen Jan in de klas
gehad.
65Van sommige
teksten |heb| ik maar een paar bladzijden
gelezen.
66Van Smits
International |is| inmiddels een derde sleepboot uit Rotterdam
onderweg naar Brest.
67Van hun jeugdige
aspiraties |zouden| ze niets prijs geven.
68Van de Cubaanse
ballingen die terechtstaan |zijn| de meesten
voortvluchtig.
69Voor de echtheid van
de postzegel |is| de stempel een garantie.
70Voor de Koninklijke
Militaire School |krijg| je daar de beste
opleiding.
71Voor
kunstmaanprojecten |heeft| het instituut grote plannen in
voorbereiding.
72Over je eigen
streek |kun| je in dit tijdschrift een heleboel interessante
dingen aan de weet komen.
73(toelichting bij een overzicht
van landen waar wel of niet verjaring bestaat: ) Van Cyprus en
IJsland |ontbreken| de gegevens.
74In het
Arabisch-Israëlische geschil |was| dit vergelijk een
keerpunt.
75Op het taalgebruik
van de leerlingen |bleek| de invloed van de tv niet zo groot te
zijn.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |