5.9.2.3.i Het gebruik van ieder(e), elk(e),
al en alle als determinator
Verder lezen
1
De voornaamwoorden
ieder(e) en
elk(e) worden gebruikt als
determinator bij enkelvoudige telbare substantieven. Ze hebben
de vorm zonder -e vóór het -woorden
(ieder meisje, elk huis) en in het
algemeen de vorm met -e vóór de-woorden
(iedere jongen, elke woning). Vóór
substantieven die mannelijke personen noemen, wordt echter bij voorkeur de
vorm zonder -e gebruikt als het substantief voorafgegaan wordt
door een onverbogen
adjectief
[6.4.1.2]; vóór het woord mens (en soms ook
persoon) geldt dit ook zonder voorafgaand adjectief
(ieder gevolmachtigd minister, ieder (mannelijk) persoon, ieder mens).
De
keuze tussen ieder(e) en elk(e)
is in principe vrij, maar er is wel, althans naar het gevoelen van sommige
taalgebruikers, een lichte voorkeur voor het gebruik van
ieder(e) voor personen en elk(e) voor
niet-personen, alsook voor het gebruik van elk(e) als het om
kleine groepen gaat. In beide gevallen is er geen sprake van een regel,
maar slechts van een tendentie, die in het tweede geval wat sterker is dan
in het eerste. Vergelijk:
1Ieder kind
kreeg een ijsje.
2Elk huis in
de omgeving had waterschade.
2a
De (voornaam)woorden al en alle worden
gecombineerd met meervoudige telbare en enkelvoudige niet-telbare
substantieven.
De vorm al, die op grond van zijn plaatsing als een
kwantiteitsaanduidend woord beschouwd kan
worden
[14.4.4.1], staat dan in een (substantivische) naamwoordelijke
constituent vóór woorden die die constituent tot een bepaalde constituent
maken: lidwoorden van bepaaldheid (bijv. al de voorzetsels
al het zilver), aanwijzende voornaamwoorden
(bijv. al die melk al deze mensen), bezittelijke voornaamwoorden
(bijv. al haar boeken al onze moeite) en genitieven (bijv.
al moeders jurken). Verder kan al vóór
zelfstandige aanwijzende voornaamwoorden (bijv. al degenen die in aanmerking komen) en betrekkelijke voornaamwoorden met ingesloten antecedent (bijv. al wie gelogen heeft, al wat je gezegd hebt) staan.
2b
De vorm
alle
is te beschouwen als een versmelting van
al
met een lidwoord van bepaaldheid:
alle kinderen
=
al de kinderen
,
alle vlees
=
al het vlees
. In het algemeen
kan
alle
dan ook gebruikt worden in plaats van
al de
of
al het
(voor de keuze tussen
alle
en
al de/het
op grond van de betekenis: zie(5.9.2.2, sectie
2)).
In verbindingen met een bepaald hoofdtelwoord wordt echter bij voorkeur
alle
gebruikt(zie 14.4.4.2, sectie 2).De combinatie '
alle
+ telwoord' heeft dan samen met het erop volgende bepaald lidwoord, aanwijzend of
bezittelijk voornaamwoord een determinerende functie in een bepaalde naamwoordelijke
constituent. Voorbeelden:
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Wanneer het woord
al
voorafgaat aan de groep
de/het mijne
enz., dan versmelt
al
nooit met het lidwoord tot
alle
.
5Alle tien
de leerlingen (zijn geslaagd).
6Alle
negentig die gijzelaars (zijn gered).
7Alle drie
onze kinderen (hebben een ingenieursdiploma).
De structuur van de naamwoordelijke constituenten in 5 t/m 7 is dus niet in overeenstemming met wat
hierboven gezegd is over het gebruik van
al
in een bepaalde naamwoordelijke constituent en van
alle
in plaats van
al de
. Over de aanvaardbaarheid van constituenten die daar wel mee in overeenstemming
zijn, zoals
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |