1.1.2 Taalvariatie
De uitspraak van de klanken van het Nederlands is onderhevig aan synchrone en diachrone variatie.
Synchrone taalvariatie betekent dat er zich op één
bepaald moment in de tijd variatie tussen verschillende taalvarianten voordoet.
De bronnen van variatie kunnen daarbij verschillen, zo is er bijvoorbeeld
geografische, sociale, etnische, of stilistische variatie mogelijk.
Diachrone taalvariatie gaat over taalveranderingen in
de loop van de tijd. Op het gebied van de fonologie doen er zich bijvoorbeeld
klankveranderingen voor. Klankveranderingen worden soms weerspiegeld in
(synchrone) geografische variatie, bijvoorbeeld als er zich in het ene gebied al
een verandering voltrokken heeft waardoor men de nieuwe variant gebruikt,
terwijl in een andere regio nog de oudere variant wordt gebruikt. De bronnen van
klankveranderingen kunnen net als bij synchrone variatie verschillen. In deze
paragraaf komen zowel synchrone als diachrone taalvariatie aan bod; de focus
ligt op geografische en sociale variatie.
De variatie die hier beschreven wordt, betreft variatie binnen de standaardtaal; dialectvariatie
komt niet aan bod. In de meest gangbare interpretatie van Standaardnederlands
wordt een zekere mate van regionale variatie geaccepteerd, voor zover deze
variatie de onderlinge verstaanbaarheid niet in het gedrang brengt.
Zie Smakman (2006: 48, 283-284); Grondelaers & Van Hout (2011: 202,
212); Pinget, Rotteveel & Van de Velde (2014).
In Europa is er tegenwoordig sprake van diaglossie:
dit betekent dat er verschillende lagen zijn tussen de traditionele dialecten
enerzijds en de standaardtaal anderzijds, zoals regiolecten en regionale standaarden.
Zie Auer & Hinskens (1996); Auer (2005: 22); Grondelaers & Van
Hout (2011: 205, 230-231); Geeraerts & Van de Velde (2012); Hinskens
& Taeldeman 2013a, 2013b: 144-147.
Deze verschillende repertoires worden weergegeven in Figuur 1. De
fonologische variatie die hier besproken wordt, is de variatie die zich voordoet
in de twee bovenste lagen: de standaardtaal en regionale standaarden. Deze
variatie omvat onder andere noord-zuidverschillen, typische uitspraakkenmerken van
het Surinaams-Nederlands, en supra-regionale
kenmerken in variëteiten als het zogenaamde
Poldernederlands en de tussentaal
in Vlaanderen.Verder lezen
Literatuur
Van de Velde (1996), Auer & Hinskens (1996), Van de Velde
& Van Hout (2001), Verstraeten & Van de Velde (2001), Kissine, Van
de Velde & Van Hout (2003), Auer (2005), Hinskens & Taeldeman
(2013a), Hinskens & Taeldeman (2013b), Verhoeven (2005), Smakman (2006),
Jacobi (2009), Tops (2009), Van de Velde et al. (2010), Van Heuven & Van
de Velde (2010), Auer (2011), Grondelaers & Van Hout (2011), Pinget,
Rotteveel & van de Velde (2014), Pinget (2015), Sebregts (2015),
Grondelaers,Van Hout & Van Gent (2016), Grondelaers, Delarue & De
Sutter (2017), Grondelaers, Van Hout & Van Gent (2018).
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Kathy Rys | november 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |