1.1.3.1.3 De klinker
e
De e is een
ongeronde, half gesloten,
gespannen
voorklinker. Deze klinker komt voor in woorden als
De klank wordt als e gespeld in
open lettergrepen (zie 1c), maar aan het woordeinde als
ee (zie 1a). In gesloten
lettergrepen wordt de spelling
ee gebruikt (zie 1b). Figuur 1
toont de positie van
e in het
klinkerdiagram.
Verder lezen
Articulatie
De e is een
ongeronde, half gesloten, gespannen voorklinker. Bij de productie van
e
verplaatst het hele tonglichaam zich naar voren en naar boven in de mondholte,
terwijl de tongpunt laag blijft. De tong wordt wel minder hoog geheven dan bij
de productie van
i. De
voorholte is relatief groot, terwijl de achterholte klein is doordat het
strottenhoofd (de larynx) geheven is. Figuur 2 is een MRI-afbeelding van de
e in
beet, gerealiseerd door een
mannelijke spreker uit de Randstad.
Duur
De klinker e is
fonetisch gezien lang, vooral in beklemtoonde positie. Voor
r
wordt e nog
langer gerealiseerd. De absolute duur hangt onder andere af
van factoren als spreekstijl en spreeksnelheid. Volgens Van der Harst (2011:
323-324) is de gemiddelde duur van de
e
voorafgaand aan respectievelijk een
s en
een t 203 ms
en 188 ms in het Nederlands-Nederlands, en 199 ms en 177 ms in het Belgisch
Nederlands.
Regionale variatie
In het Nederlands-Nederlands wordt
e als
een stijgende diftong gerealiseerd, namelijk als
ei
of nog opener, als
ɛi,
De open realisatie is vooral kenmerkend voor het taalgebruik van de
jongere generatie, zie Jacobi (2009); zie ook
1.1.2.1.2 De uitspraak van de gespannen middenklinkers.
terwijl deze klank in het Belgisch-Nederlands altijd als
monoftong wordt gerealiseerd.
Zie Verhoeven (2005).
De noordelijke realisatie van
e als
tweeklank treedt echter niet op voor
r en
voor l. In het
Nederlands-Nederlands is er namelijk vaak centralisatie van
alle gespannen klinkers, dus ook van
e,
voor een r: er
is verglijding in de richting van
ə
(bijv. keer klinkt als
ke:əɻ).
Er is met name centralisatie voorafgaand aan een approximante realisatie
van r
(Botma & Van Oostendorp (2012: 149). Dit soort realisaties, en dan
vooral de Gooise
r,
zijn erg in opkomst in het Nederlands-Nederlands (zie Van Bezooijen
& Van den Berg 2004).
Deze centralisatie, namelijk een beweging naar een centralere klinker
(sjwa), gaat niet samen met diftongering van
e tot
ei,
aangezien er in dat laatste geval juist een beweging is naar een geslotener
klinker (de
i).
Dit verklaart ook waarom de Nederlandse diftongen niet gevolgd kunnen
worden door een
r
in dezelfde lettergreep. Zie Booij (1995: 6).
Ook voor een zogenaamde donkere
l
is er centralisatie van de voorklinker
e naar
een centralere, meer naar onder en achter gelegen sjwa.
Zie Collins & Mees (1984: 115).
Veel sprekers in de Randstad hebben laxing van
e
(meer specifiek van alle gespannen middenklinkers:
e, o,
ø) voor
r en
l. Dit
wil zeggen dat de
e meer
naar achteren en meer in de richting van zijn ongespannen tegenhanger wordt
gerealiseerd, dus meer als
ɪː.
Het gevolg is een ‘bijna-neutralisatie’ van contrasten als
keer vs.
kir
.
Zie Botma et al. (2012).
Akoestische eigenschappen van de klinker e
Tabellen 1 en 2 geven een aantal voorbeeldzinnen met
e in
verschillende fonologische contexten voor het Nederlands-Nederlands en Belgisch
Nederlands. Een overzicht van de referentiewaarden voor de eerste en tweede
formant (F1 en F2) van de
e in
het Nederlands-Nederlands en Belgisch-Nederlands wordt gegeven op Taalportaal .
Tabel 1. Geluidsbestanden, golfvormen en spectrogrammen voor
e in
verschillende fonologische contexten in het Nederlands-Nederlands
Woordgroep | Fonologische context | Geluidsbestand | Golfvorm/spectrogram |
naar zee | woordfinaal | ||
ik pakte het stuurwiel beet | vóór obstruent | ||
een beer die heel wat had meegemaakt | vóór vloeiklank |
Tabel 2. Geluidsbestanden, golfvormen en spectrogrammen voor
e
in verschillende fonologische contexten in het Belgisch
Nederlands
Woordgroep | Fonologische context | Geluidsbestand | Golfvorm/spectrogram |
hij is een paar jaar op zee geweest | woordfinaal | ||
maar de kastanje hield hij beet | vóór obstruent | ||
precies de omtrek van een beer | vóór vloeiklank |
Fonologische analyse van de klinker e
-
Distinctieve kenmerkenDe distinctieve kenmerken van e kunnen als volgt worden gespecificeerd: [+hoog, –laag, +gespannen, –rond, –achter].
-
/e/ als gespannen klinkerDe e wordt door sommige fonologen wel beschouwd als de gespannen tegenhanger van ɪ:Zie Collins & Mees (1984: 114).als je bijvoorbeeld de klinker in pit steeds iets langer en gespannener uitspreekt, produceer je uiteindelijk iets wat lijkt op peet.Het akoestische verschil tussen e en ɪ is in Vlaanderen veel groter dan in Nederland: e is in het Belgisch-Nederlands een stuk geslotener dan ɪ, terwijl er in het Nederlands-Nederlands nauwelijks verschil is. Daarom betogen Verhoeven & Van Bael (2002) dat het Belgisch Nederlands op fonetisch gebied een klinkersysteem met 5 openingsgraden heeft, terwijl het Nederlands-Nederlands een systeem met 4 openingsgraden heeft.In sommige gevallen van allomorfie alterneert de e ook met de ongespannen klinker ɪ, bijvoorbeeld in het woordpaar smid – smeden. In dergelijke woordparen kan de e overigens ook afwisselen met de ongespannen klinker ɛ, zoals in spel – spelen.
Literatuur
Eijkman (1937), Collins & Mees (1984), Gussenhoven (1992), Adank et
al. (2004), Verhoeven (2005), Jacobi (2009), Van der Harst (2011), Botma
et al. (2012), Sebregts (2015), Rietveld & Van Heuven (2016).
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Kathy Rys | november 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |