Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google
1.5.3 De fonologie van functiewoorden
Functiewoorden vertonen een eigen fonologisch gedrag, met name omdat ze vaak als cliticum gebruikt worden. Daarnaast kunnen ze ook in combinatie met een ander woord onderhevig zijn aan contractie. Zo kan ik heb worden uitgesproken als kɛp (zie 1.5.3.3).
Een cliticum (meervoud: clitica) is een functiewoord dat een nauwe fonologische eenheid vormt met een gastwoord, en daardoor onderhevig is aan fonologische processen die niet gelden voor een combinatie van twee niet-functiewoorden. Het gebruik van clitica is typerend voor verbonden spraak. Voorbeelden van clitica zijn de zwakke vorm van het lidwoord het hɛt dat als ət kan worden uitgesproken, en de zwakke vorm t van het persoonlijk voornaamwoord het hɛt (dat ook een zwakke vorm ət heeft). We noemen deze vormen zwak, omdat ze gereduceerde vormen zijn van de canonieke vorm met een volle klinker, en niet als een een-woord-zin gebruikt kunnen worden. Voorbeelden van het gebruik van deze twee zwakke vormen zijn de volgende zinnen waarvan de prosodische structuur globaal is weergegeven:
1aJan kocht het boek
1a(jɑn)###ω### ((kɔx)###σ### (tǝt)###σ###)###ω### (buk)###ω###
bHet gaat wel
b(txat)###ω### (wɛl)###ω###
In zin (1a) combineert het lidwoord met het voorafgaande werkwoord tot één prosodisch woord (ω). Dit wordt aangeduid als prosodische integratie. Dat is te zien aan de syllabeverdeling: de t van kocht vormt één syllabe met het lidwoord ət, en met de grammaticale grens tussen de twee woorden correspondeert geen syllabegrens. Het prosodisch woord vormt het domein van syllabeverdeling. Daarom moeten werkwoord en lidwoord in zin (1a) gezien de syllabeverdeling koch.tet wel één prosodisch woord vormen. In zin (1b) zien we hoe de medeklinker t de eerste klank is van het prosodisch woord 't gaat. De cluster tx is geen gewone, canonieke aanzet voor een syllabe, en clitische vormen van woorden kunnen dus in woordgroepen resulteren in afwijkende combinaties van medeklinkers.
Verder lezen
Het fonologisch gedrag van clitica
De zinnen (1) laten zien dat de syntactische structuur en de prosodische structuur van een taaluiting niet gelijkvormig hoeven te zijn. In zin (1a) vormt het lidwoord het syntactisch een eenheid met het volgende woord boek, terwijl het prosodisch een eenheid vormt met het voorafgaande woord kocht. In zin (1b) zien we drie woorden in de syntactische structuur, maar slechts twee prosodische woorden.
De term cliticum komt van het Griekse werkwoord klinein dat 'leunen' betekent: clitisch gebruikte woorden leunen fonologisch op een aangrenzend woord. Als een cliticum een eenheid vormt met het voorafgaande woord, is het een encliticum (zoals in zin 1a), en is er sprake van enclisis. Als het cliticum een eenheid vormt met het volgende woord, is het een procliticum, en is er sprake van proclisis, zoals in zin (1b).
Fonologische regels die werken binnen prosodische woorden, kunnen ook werken binnen woordcombinaties met een cliticum. Zo werken de regels van Prevocalische Sjwadeletie, Glijklank-invoeging, en Sjwadeletie in deze omgeving, zoals de volgende voorbeelden illustreren (de punt geeft een syllabegrens aan):
Zie Booij (1995, 1996a), Ernestus (2000: 130)
2(Ik) merkte het
2(mɛrk.tət)###ω###
(Ik) doe het
(du.wət)###ω###
later het (werk)
(la.trət)###ω###
beter een (fiets)
(be.trən)###ω###
De syllabeverdeling in woordcombinaties met een cliticum kan ook de toepassing van fonologische regels blokkeren. Een voorbeeld: de regel van /n/-deletie verwijdert de slot-n van prosodische woorden (paragraaf 1.6.2.7). Maar in de prosodische structuur van zin (3) is de slot-n van kochten een aanzet, door de prosodische integratie van het cliticum ət in het prosodisch woord kochten:
3Zij kochten het boek
3(zɛi)###ω### (kɔxtənət)###ω### (buk)###ω###
De slot-n van kochten kan hier niet worden weggelaten, omdat deze niet aan het eind van een syllabe staat.
Omgekeerd kan een cliticum ook n-invoeging teweeg brengen. De zin Ik merkte het kan op twee manieren worden uitgesproken, met Prevocalische Sjwadeletie (2), of met invoeging van een n tussen de twee sjwa's. Men spreekt in dat laatste geval van een eufonische n:
4(ɪk)###ω### (mɛrk.tə.nət)###ω###
Andere voorbeelden van /n/-invoeging voor een cliticum dat met een klinker begint worden gegeven in (5):
Bron: Booij (1996a: 227). Zie ook Hinskens (2009: 324-326).
5ik zette-n-et
Ik.sɛ.tə.nət
wilde-n-et
wɪl.də.nət
wilde-n-ie
wɪl.də.ni
dat je-n-et
dɑt.jə.nət
Functiewoorden die met een d beginnen, zoals de, die (aanwijzend voornaamwoord), die (vorm van hij), dit, dat, deze, dan, dus, daar, d'r (haar) vertonen ook een specifiek fonologisch gedrag. Ze gedragen zich bijzonder in obstruentclusters, waarin de begin-d van het functiewoord als t kan worden uitgesproken, zoals in was dat wɑstɑt, naast de ook mogelijke uitspraak wɑzdɑt (zie paragraaf 1.5.3.2). Deze verstemlozing van de d doet zich minder vaak voor in gewone samenstellingen en woordcombinaties, maar is daar niet uitgesloten.
Zwakke en sterke vormen van functiewoorden
De zwakke, clitische vormen van functiewoorden kunnen niet van de sterke vormen worden afgeleid door middel van regels zoals de regel van Klinkerreductie, die alleen werkt op meerlettergrepige woorden; de relatie tussen de sterke en zwakke vormen moet daarom worden opgevat als suppletie. Bij clitica kunnen ook diftongen reduceren tot een sjwa (mij > me, jij > je,  zij > ze, zijn > z’n), kan klinkerreductie ook in eenlettergrepige woorden plaats vinden (mij > me), en in syllaben die met een klinker of h beginnen treedt ook klinkerreductie op (ik > ək, hem > əm).
Zie Kloots (2008: 55).
Voor het Nederlands kunnen we qua fonologisch gedrag drie soorten functiewoorden onderscheiden. In de eerste plaats zijn er zwakke vormen van functiewoorden zoals de persoonlijke voornaamwoorden me, je en ze, en de bezittelijke voornaamwoorden m'n, je en z'n, die met een medeklinker beginnen en een sjwa als klinker hebben. Voor deze woorden geldt dat ze niet onderhevig zijn aan speciale fonologische processen in combinatie met een ander woord. Wel hebben ze de eigenschap dat ze niet beklemtoond kunnen worden in een zin: bij beklemtoning moeten we de corresponderende sterke vormen mij, jij, zij, mijn, jouw, zijn gebruiken.
Een uitzondering is de uitdrukking Dit is jé van het, waar je wel beklemtoond kan worden.
Deze zwakke vormen kunnen niet op zich een prosodisch woord vormen omdat ze geen volle klinker hebben. Ze hebben verder speciale syntactische eigenschappen. In de zin Dat doe je toch niet!, opgevat als een algemene vermaning, kun je bijvoorbeeld je niet door jij vervangen, omdat deze zin een generieke betekenis heeft. Bij reflexieve werkwoorden als zich vergissen gebruik je ook zwakke vormen, zoals in de volgende zin
6Vergis {je / *jou} niet!
Om die reden worden zulke zwakke vormen als clitica aangeduid, ook al vertonen ze geen speciaal fonologisch gedrag.
Zie Berendsen (1986).
Een tweede categorie functiewoorden zijn functiewoorden die in hun zwakke vorm met een klinker beginnen. Het lidwoord een heeft alleen een vorm met een sjwa. Enkele ervan hebben ook een langere vorm met een d aan het begin. Het gaat om de volgende woorden, waarvan ik en het ook met alleen een medeklinker kunnen worden gerealiseerd:
Tabel 1. Functiewoorden die met een klinker beginnen
canonieke vorm clitische vorm
Persoonlijk voornaamwoord
ik ɪk ək, k
hij hɛi i
hem hɛm əm
het hɛt ət, t
Bezittelijk voornaamwoord
haar har ər, dər
Lidwoord
het hɛt ət, t
een ən
Bijwoord
er ɛr ər
De clitica die met een klinker beginnen, kiezen indien mogelijk een gastwoord aan de linkerzijde, om er één prosodisch woord mee te vormen. Enclisis heeft in dit geval dus de voorkeur boven proclisis.
Zie Gussenhoven (1985), Booij (1996a).
Bij enclisis combineren lettergrepen vaak zo dat er een trochee ontstaat, zoals de trochee 'kɔx.tət in zin (1a). Uiteraard is enclisis niet mogelijk als een functiewoord aan het begin van een zin staat, zoals in de zin Er staat een paard in de gang. Een ander kenmerk van klinker-initiële clitica is dat ze onderhevig zijn aan specifieke fonologische processen. Zo kan de t van weet stemhebbend worden gerealiseerd voor ik, zoals in weet ik wedɪk (zie paragraaf 1.5.3.3).
De zwakke vorm ie van het persoonlijk voornaamwoord hij is bijzonder, want deze is verplicht enclitisch. Vergelijk de volgende zinnen:
7aKomt-ie morgen?
b*Ie komt morgen
Zin (7b) is ongrammaticaal omdat het verplicht enclitische ie hier geen gastwoord aan de linkerkant kan vinden. De woordreeks komt-ie vormt één prosodisch woord, wat blijkt uit de syllabeverdeling: kɔm.ti. Ook de variant die is verplicht enclitisch:
8aWil-die dat?
b*Die wil dat
In zin (8b) kan die alleen worden opgevat als een aanwijzend voornaamwoord, niet als een vorm van het persoonlijk voornaamwoord hij.
De zwakke vormen k en t die alleen uit een medeklinker bestaan, hebben voor hun uitspreekbaarheid een gastwoord nodig waaraan ze zich kunnen hechten. Ze kunnen proclitisch gebruikt worden, zoals in:
9a'k Weet het niet
kwe.tət.nit
b't Valt niet mee
tfɑlt.nit.me
De zwakke vormen k en t kunnen ook enclitisch gebruikt worden. Uit het volgende paar zinnen blijkt opnieuw dat enclisis de voorkeur heeft boven proclisis.
Gussenhoven (1985).
Vergelijk de volgende zinnen:
10a(Dat) zal'k eten
zɑlk.ˀe.tən
b(Jan) zal keten
zɑl.ke.tən
De syllabeverdeling in zin (10a) laat zien dat de k zich hecht aan een gastwoord aan de linkerzijde, ook al zou de k de aanzet van de volgende syllabe hebben kunnen vormen. Zo is het verschil tussen zal'k eten en zal keten hoorbaar.
Literatuur
Zonneveld (1983), Gussenhoven (1985), Berendsen (1986), Booij (1995, 1996a), Ernestus (2000), Kloots (2008).
Literatuur
    Interessante links
    ANS
    Taaladvies
    Dagenta
    Taalportaal
    Versiegeschiedenis
    versie redacteur(en) datum opmerkingen
    3.0 Geert Booij oktober 2020
    2.1 januari 2019 Automatische conversie van ANS 2.0
    2.0 W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn 1997 hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html;
    Interessante links