Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google
12.3.4.1.3 Samenkoppelingen met af
Naar betekenis kunnen voor het partikel af drie groepen onderscheiden worden.
  1. Het partikel drukt een 'scheiding, verwijdering' uit. Het procedé is productief. Voorbeelden zijn:
    1afbeitelen, afbellen, afbijten, afgieten, afnemen, afspelen
    evenals afkijken en afrijden ‘afmaaien’ zoals in:
    2aJe hebt al het moois ervan afgekeken.
    bOnze tuinmannen […] voeren enkel standaardtaken uit, zoals het gras afrijden en de borders onderhouden. in BN Dit gebruik komt geregeld voor in standaardtalige contexten in het Belgische Nederlands.
    We vinden deze betekenis ook in afvallen, een proces waarbij gewicht verdwijnt.
  2. Het partikel af kan een perfectieve betekenis toevoegen aan het werkwoord. De samenkoppeling duidt dan het voltooien aan van de werking ('tot het einde toe'). Het procedé is productief. Naast afbouwen, aflopen, afmaken en afwerken vind je ook de samenkoppelingen afkijken en afschrijven, zoals gebruikt in de volgende zinnen:
    3Je mag dit programma nog even afkijken, en dan moet je naar bed.
    Laat me eerst even deze brief afschrijven.
    Een verwante betekenis hebben onder meer afstuderen ‘een studie voltooien’, en in Nederland ook afrijden in NN Dit gebruik komt geregeld voor in standaardtalige contexten in het Nederlandse Nederlands en is onderdeel van de standaardtaal. ('rijexamen afleggen') en afzwemmen in NN Dit gebruik komt geregeld voor in standaardtalige contexten in het Nederlandse Nederlands en is onderdeel van de standaardtaal. 'een proef afleggen om een zwemdiploma krijgen'.
  3. Veel samenkoppelingen met af hebben een pejoratieve betekenis, vaak samen met een perfectieve betekenis. Ze kunnen alleen gebruikt worden in combinatie met (heel) wat of maar wat. Het procedé is productief. Voorbeelden zijn afkijken, afkletsen en afprutsen, zoals gebruikt in de volgende zinnen:
    4We hebben vanmorgen al heel wat afgekeken.
    We hebben samen heel wat afgekletst.
    Er wordt heel wat afgeprutst in dit land!
    Een negatieve betekenis vinden we ook in werkwoorden als afkraken en, vooral in Nederland, afbekken en afzeiken:
    5aMensen afkraken en naar beneden halen is makkelijker dan iemand een compliment geven.
    bJe niet laten afbekken door een bullebak! vooral in NN, informeel Deze vorm komt geregeld voor in standaardtalige contexten, vooral in het Nederlandse Nederlands en vooral in het informele taalgebruik.
    cZit me niet zo af te zeiken! vooral in NN, informeel Deze vorm komt geregeld voor in standaardtalige contexten, vooral in het Nederlandse Nederlands en vooral in het informele taalgebruik.
    In een aantal gevallen combineert af met een substantief of adjectief dat in de samenkoppeling wordt geconverteerd tot een werkwoord:
    6met een substantief: afbeelden, afdammen, afperken
    met een adjectief: afzwakken
Verder lezen
Literatuur
    Interessante links
    ANS
    Taalportaal
    Taaladvies
    Versiegeschiedenis
    versie redacteur(en) datum opmerkingen
    3.0 Geert Booij juni 2022
    2.1 januari 2019 Automatische conversie van ANS 2.0
    2.0 W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn 1997 hoofdstuk 12,../../data/archief/ans2/e-ans/12/body.html;
    Interessante links