1.2.5 Morfeemstructuurcondities
Morfeemstructuurcondities (MSC’s) zijn beperkingen op de combinatie van klanken
binnen morfemen. Het zijn dus geen beperkingen op een
prosodische constituent, maar beperkingen met het morfeem als domein. Een
voorbeeld hiervan is de eis dat lexicale morfemen altijd
minstens één volle vocaal moeten bevatten, terwijl grammaticale
morfemen de sjwa, of zelfs helemaal geen klinker kunnen bevatten
(zie 1.2.5.1).
Een andere morfeemstructuurconditie van het Nederlands is de beperking dat
clusters van obstruenten binnen een morfeem altijd stemloos
zijn. Uitzonderingen hierop zijn eigennamen als
Egbert
ɛɣbərt en
Bagdad
bɑɣdɑt, en
leenwoorden als labda
lɑbda en
Mazda
mɑzda (zie
1.2.1.7). In gelede woorden is deze beperking niet van toepassing.
Verledentijdsvormen van werkwoorden, met een stam die eindigt op een
stemhebbende obstruent hebben -de als
verledentijdssuffix, en zo worden stemhebbende clusters gecreëerd in dit type
gelede woorden:
Tabel 1. Stemhebbende obstruentclusters in verledentijdsvormen
bd | ebde, tobde |
vd | beloofde, zeefde |
zd | raasde, verhuisde |
gd | knaagde, zaagde |
Lexicale morfemen die leenwoorden zijn, zoals labda, vormen
uitzonderingen, en illustreren daarmee dat morfeemstructuurcondities geen
absolute beperkingen op uitspreekbaarheid zijn, maar tendenties in de
klankopbouw van morfemen weergeven.
Een ander voorbeeld van een morfeemstructuurconditie is de zogenaamde
VZ-beperking, de tendens dat na een ongespannen klinker een niet-velaire
fricatief stemloos is (f,
s), maar stemhebbend
(v, z)
na een gespannen klinker:
Zie Booij (2011: 2063).
Tabel 2. VZ-beperking
na ongespannen klinker | na gespannen klinker | uitgesloten |
effen ɛfən | even evən | ɛvən, efən |
dissel dιsəl | vezel vezəl | ɛzəl, esəl |
Deze generalisatie kent echter uitzonderingen. Leenwoorden met een ongespannen
klinker gevolgd door
z zijn
mazzel,
puzzel en
razzia.
Veel sprekers van het Nederlands gebruiken dan ook de fonetische vorm
pyzəl.
Ook treedt een gespannen klinker op voor
f in
woorden als oefen en
wafel.De VZ- beperking is ook zichtbaar in het patroon van alternanties dat je vindt in
de enkel- en meervoudsvormen van woorden met morfeem-finale niet-velaire
fricatieven en in afgeleide woorden:
Tabel 3. VZ-beperking en klinkeralternanties
enkelvoud | meervoud | afgeleid woord |
glas ɣlɑs | glazen ɣlazən (*glɑzen) | glazig, glazuur |
kaas kas | kazen kazən (*kasən) | verkazen |
kas kɑs | kassen kɑsən (*kɑzən) | kassier |
graaf ɣraf | graven ɣravən (*grafən) | grafelijk, gravin |
hof hɔf | hoven hovən (*hɔven) | hoffelijk, hovenier |
stof stɔf | stoffen stɔfən (*stɔven) | stoffelijk |
gaf ɣɑf | gaven ɣavən (*ɣɑfən) | gave, gever |
We zien hier dat met de wisseling ongespannen/gespannen klinker de wisseling
stemloze/stemhebbende fricatief correleert. Ook hier zijn er uitzonderingen
zoals graaf-grafen (een term uit de wiskunde), en de merknaam
Bose.
Na tweeklanken zien we niet de beperking die geldt na
gespannen klinkers: na een tweeklank kunnen zowel
f, s
als v, z
optreden; vergelijk kous/kousen,
luis/luizen; eis/eisen,
rijs/rijzen; luifel, zuivel,
ruif/ruiven; twijfel,
blijf/blijven.
Morfeemstructuurcondities voor onderliggende vormen?
Verdieping
Morfeemstructuurcondities voor onderliggende vormen?
De correlatie tussen de (on)gespannenheid van de klinker en de
stemhebbendheid of stemloosheid van de fricatief kan worden verantwoord
als we morfeemstructuurcondities aannemen voor onderliggende vormen,
inclusief de twee allomorfen van een woord als glas:
ikaas /kaz/, kas /kɑs/, glas /ɣlɑs/, glaz- /ɣlaz/
De VZ-beperking kan als volgt worden geformuleerd:
VZ-beperking
In een morfeem is een niet-velaire wrijfklank
stemloos (f,
s) na een ongespannen
klinker, en stemhebbend (v,
z) na een gespannen
klinker.
De onderliggende vormen in (i) voldoen alle aan de VZ-beperking. Omdat de
klinkeralternantie in woordparen als glas-glazen niet productief
is, en slechts voor een beperkt aantal woorden geldt, moeten de twee
allomorfen van het woord glas beide in het lexicon
worden opgenomen.
Er zijn meer voorbeelden van morfeemstructuurcondities die alleen gelden
op het niveau van de onderliggende vorm. Zo hebben we wel morfemen die
op -Vmp eindigen
(demp, ramp, klomp),
maar geen woorden die op
-Vmb eindigen
(*demb, ramb,
klomb). Morfemen eindigend op
b
zouden uiteraard als woord uitgesproken worden met een slot-p, en dus
fonetisch probleemloos zijn, maar de implicatie van deze beperking is
dat er geen alternanties zijn van het type
Vmp
-Vmbən.
Een ander voorbeeld is dat we geen morfemen vinden die in hun
onderliggende vorm eindigen op een gespannen klinker +
b.
Uitzonderingen hierop zijn de slotlettergrepen in leenwoorden als
aëroob en
xenofoob.
In plaats van morfeemstructuurcondities die gelden voor onderliggende
vormen van morfemen kan dit type generalisatie ook worden uitgedrukt
door een schema dat een systematische correspondentie in
klankvorm tussen woorden beschrijft. Het ontbreken van alternanties als
demp/demben wordt dan uitgedrukt door een schema dat de
correspondentie tussen de twee typen woorden beschrijft:
ii[xVmp] ≈ [xVmpən]
(x is een variabele voor klanken, V is een variabele voor klinkers; het
symbool ≈ staat voor ‘corresponderend met’).
Zie Booij (2011).
Schema (ii) drukt uit dat met enkelvoudsvormen eindigend op een
klankreeks van het type
Vmp
meervoudsvormen corresponderen die uitgaan op de klankreeks
Vmp
gevolgd door het suffix -en.Verder lezen
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | juli 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |