21.3.3.2 Deelwoorden op de eerste zinsplaats
Verder lezen
1
Voorbeelden met vooropgeplaatste deelwoorden zijn de (b)
-zinnen uit de volgende reeks:
Men kan in de (b) -zinnen een louter stilistische variant zien
van hun pendanten met het deelwoord achteraan, maar vooropplaatsing van het
deelwoord kan het informatief belangrijkste element vaak (nog) beter laten
uitkomen, doordat dat element nu helemaal aan het eind van het middenstuk
staat.
In het volgende voorbeeld is een andere dan de gegeven volgorde zelfs niet
goed mogelijk:
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Hetzelfde effect kan soms ook bereikt worden door een informatief
belangrijk element achter de tweede pool, dus op de laatste zinsplaats te
zetten; zie bijv. de door -bepaling in
3. Inzoverre lijkt er geen
duidelijk informatief en communicatief verschil te bestaan tussen de
volgordevarianten 3a en
3b. Achteropplaatsing van de
door -bepaling is ook een mogelijke variant bij voorbeeld
1. Zie voor een en
ander
[21·7·1]
en
[21·7·2·2].
7(U hoort nogmaals het
Concertgebouworkest onder leiding van Bernard Haitink.)
Uitgevoerd |wordt| het pianoconcert nr. 1 in g, opus
25, van Mendelssohn.
De constructie met een deelwoord op de eerste zinsplaats kan ook gebruikt
worden als het hulpwerkwoord - dat in de eerste pool staat - als
informatief belangrijk element voorgesteld moet worden, bijv.:
8Gelogen
|héb| je, (dat weet ik wel zeker.)
9(Ze zeiden wel dat ze zouden
komen, maar) gezien |hébben| we ze
niet.
In al deze zinnen is het deelwoord gemakkelijk vooropplaatsbaar omdat het
werkwoord hetzij (al dan niet letterlijk) direct aansluit bij de
voorafgaande zin (zie bijv. 1b en
2b), of anderszins als bekend
verondersteld kan worden, hetzij als een min of meer voor de hand liggend
vervolg (zie bijv. 3b en
7) of een logische oppositie (zie
4b,
5b en
6b) kan gelden. In zin
4b bijv. kan zodoende duidelijker
tot uitdrukking gebracht worden dat de oppositie tussen niets
en veel (in de eerste deelzin) informatief het belangrijkst is,
en niet die tussen de beide werkwoorden, wat in
4a meer voor de hand ligt.
2
Vooral in journalistiek taalgebruik kan men veelvuldig gevallen aantreffen
als de volgende:
10Aangenomen
|wordt| dat de voorzitter ontvoerd is.
11Gewezen
|werd| op de eis tot onmiddellijke intrekking van het
besluit.
12Verondersteld
|werd| dat het uitblijven van de grote aanval op Phnom Penh samenhing met
onzekerheid over de reactie van de Verenigde Staten.
13Gedacht
|wordt| aan een verhoging van de olieprijs met 10 dollar per
barrel.
14Verwacht
|wordt| dat de prijzen voor koffie en thee eind deze maand verder de
hoogte in zullen gaan.
15Gevreesd
|werd| dat door deze verbreding van de strook land onder hun gezag de
Pathet Lao en de Noordvietnamezen in staat zouden zijn een nieuw, meer
westelijk gelegen, netwerk van paden en wegen aan te
leggen.
16Gesuggereerd
|werd| dat hij veel vertrouwen kan winnen door zelf het initiatief te
nemen en de sjah te vragen voor goed weg te blijven.
Het gaat steeds om passieve, onpersoonlijke constructies die te omschrijven
zijn met 'men neemt aan...'enz. Als het onderwerp
uitgedrukt wordt, bestaat het uit een dat-zin. Deze
constructies vormen een equivalent van zinnen die met er
beginnen (er wordt aangenomen dat..., enz.). De genoemde
constructies maken het tevens mogelijk om in overeenstemming met het
complexiteitsprincipe
(zie
[21·1·3/2]) 'zwaardere' zinsdelen helemaal aan het einde te plaatsen.
Zie
ook
[21·3·6·3/2].
3
Vooropplaatsing van een deelwoord kan ook als middel gebruikt worden om dat
deelwoord juist als het informatief belangrijkste element voor te stellen.
Dat is bijv. het geval in een correctiezin zoals
17 of een zin die een ander soort
tegenstelling uitdrukt zoals 18:
17Gezíen |heb|
ik dat kind (, niet gehóórd.)
18Gelógen
|heb| je in plaats van de waarheid te vertellen.
In dit soort gevallen ligt er een sterk nadruksaccent op het deelwoord.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |