17.2.2.1 Maatbepalingen
Bijwoordelijke constituenten kunnen als maatbepaling binnen een adpositieconstituent
optreden, zoals in de voorzetselconstituenten met locatieve voorzetsels in (1). Deze bepalingen
specificeren de afstand tussen een locatie en het referentieobject: een korte afstand, zoals
vlak, direct, dicht, net en pal, of een grote afstand, zoals
hoog, diep en ver.
Ook bij de temporeel gebruikte voorzetsels voor en na vinden we dit soort voorbepalingen:
We vinden deze maatbepalingen ook bij sommige directionele voorzetsels en bij andere typen
adpositieconstituenten. Die worden hieronder besproken.
Verder lezen
Maatbepalingen bij directionele voorzetsels
Soms fungeren bijwoordelijke constituenten ook als maatbepalingen bij directionele
voorzetsels, zoals in (3) en (4) hieronder:
Waar locatieve voorzetsels, zoals in (1), puur een plaats uitdrukken, is er bij directionele
voorzetsels altijd de notie van een pad. In (3) drukken de voorzetselconstituenten met
langs en over het pad uit waarlangs
de vliegtuigen zich bewegen; de maatbepaling vlak specificeert hierbij dat het pad zich dicht
bij het referentieobject (de
berg en het
stadion) bevindt; het geeft de afstand aan tussen het pad en
referentieobject.
In (4) roepen de voorzetselconstituenten met voorbij en over ook het idee van een pad op, maar worden ze
gebruikt als plaatsbepalingen. Het
ongeval vond plaats, en de kantoren bevinden zich, op een locatie aan het
einde van het pad dat de voorzetselconstituent uitdrukt. De maatbepalingen net en vlak geven aan dat dat pad
maar heel kort is.
Maatbepalingen bij andere typen adpositieconstituenten
Achterzetselconstituenten met in en op kunnen voorafgegaan worden door de bepalingen
diep, ver en hoog, zoals in (5), en hun
vergrotende trap, zoals in (6):
Ook vinden we deze bijwoordelijke maatbepalingen in omzetselconstituenten, zoals in (7), in
partikelconstituenten, zoals in (8), en in adpositieconstituenten met een
voornaamwoordelijk bijwoord als complement, zoals in (9):
De voorbeelden hieronder laten zien dat ook de volgorde voorkomt waarin het complement
voorafgaat aan de maatbepaling: in het geval van een achterzetselconstituent in (10) en
een adpositieconstituent met een voornaamwoordelijk bijwoord als complement in (11).
Midden en
halverwege
Verdieping
Midden en
halverwege
Midden en halverwege worden ook
wel tot de bijwoorden gerekend. Ook zij kunnen fungeren als voorbepaling bij een
locatief voorzetsel; net als de maatbepalingen hierboven roepen ze dan het idee van
een afstand op. In (ia), bijvoorbeeld, geeft in het dorp een plaats aan; de voorbepaling
midden
specificeert daarbinnen nog weer een preciezere locatie, namelijk waar de afstand tot
de grenzen van het dorp ongeveer even groot is.
Een alternatieve analyse van midden en halverwege is dat het voorzetsels zijn. De
woordgroepen midden volgend
jaar en halverwege de tuin in (ii), bijvoorbeeld,
hebben veel weg van voorzetselconstituenten. Midden en halverwege gaan daarin vooraf aan een nominale
constituent waarmee ze zelf ook een constituent vormen: ze staan samen op de eerste
zinsplaats. En ze drukken een temporele, in het geval van midden volgend jaar, en
een ruimtelijke relatie uit, in het geval van halverwege de tuin. In dat geval zouden ze
beter besproken kunnen worden in subparagraaf 17.2.3, over het gebruik van adpositieconstituenten als
voorbepaling, zoals onder in onder aan de helikopter.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Maaike Beliën | januari 2021 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 17,../../data/archief/ans2/e-ans/17/body.html; |