18.5.4.11.ii Vinden/achten met een infinitief met
te
Verder lezen
In een zin als:
1Ik vind
zijn houding te prijzen.
wordt vinden gebruikt op een manier waardoor het niet alleen
afwijkt van het onder i beschreven vinden, maar
zelfs van de meeste in deze paragraaf besproken werkwoorden.
In de regel staat de infinitief vóór vinden, zoals in
2a (maar zie
ook
[18.5.7.4/ii1]). Deze volgorde houdt verband met het niet zuiver
werkwoordelijke karakter van de infinitief met te, die in
waarde vergelijkbaar is met een adjectivische constituent in de functie van
bepaling van gesteldheid volgens de handeling bij vinden of
achten (meestal is de infinitief met te dan ook
vervangbaar door een adjectief, bijv. prijzenswaardig in het
geval van te prijzen in
1 t/m
3, verstaanbaar in
4, begrijpelijk in
6 en laakbaar in
7).
In voltooide tijden treedt geen vervangende infinitief op, maar een
voltooid deelwoord:
Het lijdend voorwerp van vinden (in bovenstaande zinnen
zijn houding) is te beschouwen als geïmpliceerd onderwerp
van de infinitief, in aanmerking genomen dat deze passieve betekenis heeft:
Ik vind zijn houding te prijzen betekent 'Ik vind dat zijn
houding geprezen kan/moet worden' (vergelijk met zijn +
infinitief met te
(
[18.5.4.15/ii])). Enkele andere voorbeelden zijn:
4Een Zweed
vindt Deens moeilijk te
verstaan.
5De leerlingen
vonden de nieuwe leraar niet te
volgen.
6Ik vind
haar gedrag best te begrijpen.
In formele taal komt in dezelfde functie achten voor:
7De magistraat
achtte deze handelswijze te
laken.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |