Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google
18.5.6.1 Gaan/zijn/hulpwerkwoord van modaliteit + uit + infinitief
Verder lezen
1
De werkwoorden gaan en zijn en de in [18.5.4.4] besproken hulpwerkwoorden van modaliteit kunnen verbonden worden met uit en een infinitief zonder te. Ze zijn als verplicht groepsvormend te beschouwen. Het getalsonderwerp van gaan enz. is tevens geïmpliceerd onderwerp van de infinitief. In zinnen met achter-pv staat de groep uit + infinitief aan het begin van de werkwoordelijke eindgroep, bijv.:
1Ik hoor dat meneer Prikkebeen weer uit vlinders vangen gaat.
In voltooide tijden wordt geen vervangende infinitief, maar een voltooid deelwoord gebruikt:
2Ze zegt dat haar man de hele middag uit wandelen geweest schijnt te zijn.
Zoals uit 1 blijkt kan de infinitief een lijdend voorwerp bij zich krijgen, dat tussen uit en de infinitief geplaatst wordt. In dat geval moet voldaan worden aan de voorwaarden die vermeld zijn in [21.6.3.2/1]. Plaatsing vóór uit is onmogelijk. Vergelijk:
3aMeneer Prikkebeen is uit vlinders vangen.
bMeneer Prikkebeen is uit zeldzame vlinders vangen.uitgesloten
cMeneer Prikkebeen is vlinders uit vangen.uitgesloten
Een lijdend voorwerp bij de infinitief komt overigens zelden voor.
De betekenis van deze constructies is dat degene die door het onderwerp wordt aangeduid, zich verwijdert (gaan), zich verwijderd heeft (zijn) of zich kan, moet enz. verwijderen (combinaties met hulpwerkwoorden van modaliteit) van zijn normale verblijfplaats, om te doen wat door de infinitief wordt uitgedrukt. Over het algemeen is de combinatie uit...gaan (in plaats van gaan komt ook meegaan voor) gemakkelijker te gebruiken dan de combinatie uit...zijn.
2
In [18.5.4.15/i2] is de constructie uit + infinitief + zijn vergeleken met drie verwante constructies. Daarbij is opgemerkt dat, anders dan bij zijn + infinitief, het aantal infinitieven dat in de constructie met uit gebruikt kan worden, beperkt is. Een gebruikelijke maar wat verouderde combinatie is uit werken gaan'huishoudelijk werk gaan verrichten bij anderen om geld te verdienen' en eventuele nadere specificaties hiervan zoals uit wassen gaan. Ook enkele andere combinaties die (sociaal niet hoog aangeschreven) activiteiten om geld te verkrijgen aanduiden, komen voor:
uit venten gaan uit bedelen gaan uit stelen gaan
Belangrijker is echter de mogelijkheid om door middel van de constructie uit...zijn/gaan aan te geven dat er sprake is van een recreatieve bezigheid. Vergelijk de volgende paren zinnen:
4aIk ga vanmiddag fietsen/wandelen.
bIk ga vanmiddag uit fietsen/wandelen.
5aDe mannen zijn vissen.
bDe mannen zijn uit vissen.
6aGa je mee eten?
bGa je mee uit eten?
Werkwoorden (of gezegdes) zoals fietsen, vissen en eten kunnen een alledaagse, niet-recreatieve reguliere bezigheid aanduiden (respectievelijk 'naar z'n werk fietsen', 'vissen als beroepsbezigheid' en 'voedsel tot zich nemen'), maar ook een recreatieve bezigheid (respectievelijk 'een fietstochtje maken', 'vissen als hobby of sport' en 'buiten de eigen gewone omgeving de maaltijd gebruiken'). Hetzelfde geldt voor werkwoorden als wandelen, rijden, varen, al ligt bij wandelen wellicht de recreatieve betekenis meer voor de hand. Gebruikt in zinnen zoals de (a) -varianten hierboven, hebben de infinitieven een neutrale betekenis, dat wil zeggen dat zonder context of situatie niet uit te maken is wat er precies bedoeld wordt. De uit-constructie daarentegen maakt een recreatieve interpretatie van de infinitief dwingend (zie de (b) -varianten). Dit verklaart waarom 7b niet mogelijk is naast 7a:
7aTussen twaalf en één ben ik (aan het) eten in de kantine.
bTussen twaalf en één ben ik uit eten in de kantine.uitgesloten
De aanwezigheid van de plaatsbepaling in de kantine geeft juist aan dat het niet om een recreatieve bezigheid gaat. Een en ander kan ook verklaren waarom werkwoorden (en gezegdes) die doorgaans maar in één bepaalde betekenis gebruikt worden, niet of nauwelijks voor combinatie met de uit -constructie in aanmerking komen. Vergelijk in dit verband 8a/b en 9a/b:
8aHij is boodschappen doen.
bHij is uit boodschappen doen.twijfelachtig
9aZe zijn winkelen.
bZe zijn uit winkelen.
' Boodschappen doen' is te beschouwen als een niet-recreatieve bezigheid. 'Winkelen' kan in tweeërlei zin opgevat worden. In een uit -constructie ligt alleen de betekenis 'voor z'n plezier winkels in en uit lopen' voor de hand. Om vergelijkbare redenen zijn werkwoorden (of gezegdes) die uit zichzelf een recreatieve bezigheid noemen, zoals diverse (wedstrijd) sporten, niet of minder goed mogelijk in combinatie met uit...gaan/zijn. Vergelijk:
10aDe kinderen zijn weer voetballen/hockeyen/tennissen.
11aDe kinderen zijn weer uit voetballen/hockeyen/tennissen.uitgesloten
3
Het gebruik van de hulpwerkwoorden van modaliteit in de hier behandelde constructie is op te vatten als een voorbeeld van de in [18.5.4.4/iv1], categorie [3] beschreven gebruikswijze. Uit + infinitief is te begrijpen als behorend bij de infinitief (te) gaan, die niet uitgedrukt is, maar wel altijd aangevuld kan worden. Voorbeelden:
12Toen ze haar aow kreeg, hoefde ze gelukkig niet meer uit werken, laat staan uit bedelen.
13Ik zou best weer eens een keer uit eten willen.
14Mag hij van de dokter niet uit wandelen?
15Met zulk mooi weer moet ik uit fietsen, ik kan het niet laten.
16Sedertdien kon de koningin van Lombardije nooit meer uit rijden.
Literatuur
    Interessante links
    ANS
    Taalportaal
    Taaladvies
    Versiegeschiedenis
    versie redacteur(en) datum opmerkingen
    2.1 januari 2019 Automatische conversie van ANS 2.0
    2.0 W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn 1997
    Interessante links