18.5.6.1 Gaan/zijn/hulpwerkwoord van modaliteit +
uit + infinitief
Verder lezen
1
De werkwoorden gaan en zijn en de
in
[18.5.4.4] besproken hulpwerkwoorden van modaliteit kunnen verbonden
worden met uit en een infinitief zonder te. Ze
zijn als verplicht groepsvormend te beschouwen. Het getalsonderwerp van
gaan enz. is tevens geïmpliceerd onderwerp van de infinitief.
In zinnen met achter-pv staat de groep uit + infinitief aan
het begin van de werkwoordelijke eindgroep, bijv.:
1Ik hoor dat meneer Prikkebeen weer
uit vlinders vangen gaat.
In voltooide tijden wordt geen vervangende infinitief, maar een voltooid
deelwoord gebruikt:
2Ze zegt dat haar man de hele
middag uit wandelen geweest schijnt te
zijn.
Zoals uit 1 blijkt kan de
infinitief een lijdend voorwerp bij zich krijgen, dat tussen
uit en de infinitief geplaatst wordt. In dat geval moet
voldaan worden aan de voorwaarden die vermeld zijn
in
[21.6.3.2/1]. Plaatsing vóór uit is onmogelijk.
Vergelijk:
Een lijdend voorwerp bij de infinitief komt overigens zelden voor.
De betekenis van deze constructies is dat degene die door het onderwerp
wordt aangeduid, zich verwijdert (gaan), zich verwijderd heeft
(zijn) of zich kan, moet enz. verwijderen (combinaties met
hulpwerkwoorden van modaliteit) van zijn normale verblijfplaats, om te doen
wat door de infinitief wordt uitgedrukt. Over het algemeen is de combinatie
uit...gaan (in plaats van gaan komt ook
meegaan voor) gemakkelijker te gebruiken dan de combinatie
uit...zijn.
2
In
[18.5.4.15/i2] is de constructie uit + infinitief +
zijn vergeleken met drie verwante constructies. Daarbij is
opgemerkt dat, anders dan bij zijn + infinitief, het aantal
infinitieven dat in de constructie met uit gebruikt kan worden,
beperkt is. Een gebruikelijke maar wat verouderde combinatie is uit werken gaan'huishoudelijk werk gaan verrichten bij anderen om geld
te verdienen' en eventuele nadere specificaties hiervan zoals uit wassen gaan. Ook enkele andere combinaties die (sociaal niet hoog
aangeschreven) activiteiten om geld te verkrijgen aanduiden, komen voor:
uit venten gaan
uit bedelen gaan
uit stelen gaan
Belangrijker is echter de mogelijkheid om door middel van de constructie
uit...zijn/gaan aan te geven dat er sprake is van een
recreatieve bezigheid. Vergelijk de volgende paren zinnen:
Werkwoorden (of gezegdes) zoals fietsen, vissen
en eten kunnen een alledaagse, niet-recreatieve reguliere
bezigheid aanduiden (respectievelijk 'naar z'n werk fietsen', 'vissen als
beroepsbezigheid' en 'voedsel tot zich nemen'), maar ook een recreatieve
bezigheid (respectievelijk 'een fietstochtje maken', 'vissen als hobby of
sport' en 'buiten de eigen gewone omgeving de maaltijd gebruiken').
Hetzelfde geldt voor werkwoorden als wandelen,
rijden, varen, al ligt bij wandelen
wellicht de recreatieve betekenis meer voor de hand. Gebruikt in zinnen
zoals de (a) -varianten hierboven, hebben de infinitieven een
neutrale betekenis, dat wil zeggen dat zonder context of situatie niet uit
te maken is wat er precies bedoeld wordt. De uit-constructie
daarentegen maakt een recreatieve interpretatie van de infinitief dwingend
(zie de (b) -varianten). Dit verklaart waarom
7b niet mogelijk is naast
7a:
De aanwezigheid van de plaatsbepaling in de kantine geeft
juist aan dat het niet om een recreatieve bezigheid gaat. Een en ander kan
ook verklaren waarom werkwoorden (en gezegdes) die doorgaans maar in één
bepaalde betekenis gebruikt worden, niet of nauwelijks voor combinatie met
de uit -constructie in aanmerking komen. Vergelijk in dit
verband 8a/b en
9a/b:
' Boodschappen doen' is te beschouwen als een niet-recreatieve bezigheid.
'Winkelen' kan in tweeërlei zin opgevat worden. In een uit
-constructie ligt alleen de betekenis 'voor z'n plezier winkels in en uit
lopen' voor de hand. Om vergelijkbare redenen zijn werkwoorden (of gezegdes)
die uit zichzelf een recreatieve bezigheid noemen, zoals diverse (wedstrijd)
sporten, niet of minder goed mogelijk in combinatie met uit...gaan/zijn. Vergelijk:
3
Het gebruik van de hulpwerkwoorden van modaliteit in de hier behandelde
constructie is op te vatten als een voorbeeld van de
in
[18.5.4.4/iv1], categorie [3] beschreven gebruikswijze.
Uit + infinitief is te begrijpen als behorend bij de
infinitief (te) gaan, die niet uitgedrukt is, maar wel
altijd aangevuld kan worden. Voorbeelden:
12Toen ze haar aow
kreeg, hoefde ze gelukkig niet meer uit
werken, laat staan uit
bedelen.
13Ik zou best weer eens een keer
uit eten willen.
14Mag hij van
de dokter niet uit wandelen?
15Met zulk mooi weer
moet ik uit fietsen, ik kan het
niet laten.
16Sedertdien
kon de koningin van Lombardije nooit meer
uit rijden.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |