18.5.2.3.i Blijken, dunken, heten,
lijken, schijnen, voorkomen
Verder lezen
De eigenlijk-modale hulpwerkwoorden blijken,
dunken, heten, lijken,
schijnen en voorkomen kunnen gebruikt worden met
alleen een voltooid deelwoord als werkwoordelijke aanvulling. Dat deelwoord
is echter slechts schijnbaar direct met het hulpwerkwoord van modaliteit
verbonden. Het hangt af van de niet-uitgedrukte infinitief te zijn, zoals uit een vergelijking van de (a) - en de
(b) -zinnen hieronder moge blijken:
De infinitief heeft de functie van hulpwerkwoord van tijd. Het al dan niet
gebruiken van die infinitief gaat niet met een verschil in betekenis
gepaard. Er is ook geen duidelijk stilistisch verschil, al zijn zinnen mét
te zijn - althans bij een werkwoordelijk gezegde - gewoner
(vergelijk met de gevallen
in
[18.5.4.5/4]).
De werkwoorden dunken en voorkomen gaan altijd
vergezeld van een ondervindend voorwerp, zie voorbeeld
3.
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Als de bovengenoemde werkwoorden gecombineerd worden met een als
adjectief gebruikt deelwoord, of met een adjectief dat de vorm van een
deelwoord heeft
(zie
[6.2.3]), zijn het geen hulp-, maar koppelwerkwoorden, en hebben
we te maken met een naamwoordelijk gezegde. In zinnen met achter-pv gaat
het naamwoordelijk deel altijd vooraf aan het koppelwerkwoord
(werkwoordelijk deel):
Bij een werkwoordelijk gezegde kan het deelwoord in zinnen met achter-pv
voor en achter het modale hulpwerkwoord staan:
Plaatsing van het deelwoord, zonder toevoeging van te zijn, na blijken enz. is echter meestal niet goed
mogelijk:
iiiDe
kampcommandant werd veroordeeld omdat de gevangenen systematisch bleken
uitgehongerd.twijfelachtig
Zie
ook
[2.4.6/7].
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |