12.3.3 Samenstelling
De vorming van werkwoorden door middel van samenstelling,
waarbij twee of meer woorden gecombineerd worden tot één woord, is in het
Nederlands niet productief. Toch komen er wel enkele van zulke samenstellingen
voor, met een substantief of werkwoord als linkerdeel:
Werkwoordelijke samenstellingen als die in (1a) zijn waarschijnlijk gevormd op
basis van de corresponderende substantivische
samenstellingen
beeldhouwer,
bloemlezing,
hongerstaking,
mantelzorger,
slaapwandelaar,
stofzuiger en
tekstverwerker. Deze
werkwoorden zijn ontstaan door de substantivische samenstellingen op te vatten
als afleidingen. Zo kon de samenstelling
beeldhouwer worden
geherinterpreteerd als een afleiding met het suffix -er van het werkwoord
beeldhouwen. De werkwoordelijke
samenstellingen in (1b) zijn combinaties van twee werkwoorden.
Verder lezen
Samenstelling vs. samenkoppeling
Wel productief is de vorming van samenkoppelingen van een substantief en een werkwoord, zoals
autorijden,
deelnemen en
feestvieren. Het verschil
met samenstellingen is dat bij samenkoppelingen de samenstellende delen kunnen
worden gesplitst. Vergelijk:
Samenstelling vs. conversie
Sommige werkwoorden lijken op verbale samenstellingen, maar zijn
conversies van substantivische samenstellingen. Dit
geldt bijvoorbeeld voor de volgende werkwoorden:
Tabel 1. Conversie van substantivische samenstelling naar werkwoord
substantivische samenstelling | werkwoord |
blinddoek | blinddoeken |
blokfluit | blokfluiten |
glimlach | glimlachen |
ijsbeer | ijsberen |
sjoelbak | sjoelbakken |
voetbal | voetballen |
waterfiets | waterfietsen |
Ook werkwoorden als schaterlachen en
stortregenen zouden opgevat
kunnen worden als conversies van de substantivische samenstellingen
schaterlach en
stortregen.
De vervoeging van samengestelde werkwoorden
Samengestelde werkwoorden worden vervoegd als regelmatige
werkwoorden. Vergelijk:
Tabel 2. Vervoeging van werkwoordelijke samenstellingen
werkwoordelijke samenstelling | verleden tijd | voltooid deelwoord |
beeldhouwen | beeldhouwde (*beeldhieuw) | gebeeldhouwd (*gebeeldhouwen) |
blokfluiten | blokfluitte (*blokfloot) | geblokfluit (*geblokfloten) |
glimlachen | glimlachte | geglimlacht (*geglimlachen) |
stofzuigen | stofzuigde (*stofzoog) | gestofzuigd *(gestofzogen) |
Het werkwoord zuigen in
stofzuigen wordt wel sterk
vervoegd als stofzuigen wordt
opgevat als een samenkoppeling. Dan is immers sprake van een apart werkwoord
zuigen, dat sterk vervoegd
wordt. In dat geval is de verledentijdsvorm dus
stofzoog, en het voltooid
deelwoord stofgezogen.
Zie ook De Vries (1975: 103-104).
Exocentrische werkwoordelijke samenstellingen
Het Nederlands heeft een beperkt aantal werkwoordelijke samenstellingen waarvan het linkerdeel
een werkwoord is, en het rechterdeel een zelfstandig naamwoord. We noemen dit
exocentrische werkwoordelijke samenstellingen.
Voorbeelden zijn:
3klappertanden, knipogen, kortwieken, likkebaarden, schuimbekken, stampvoeten, trekkebekken
Het rechterdeel van zulke samenstellingen noemt een lichaamsdeel dat fungeert als instrument of
plaats van de handeling aangeduid door het linkerdeel. In sommige van deze
samenstellingen, zoals likkebaarden
en trekkebekken, is er een
verbindingsklank
-e-. Dit type samenstelling is wel eens productief
gebruikt in impressionistisch proza, zoals in de vorming door Jacobus van Looy
van twinkeloogen.
Zie voor meer voorbeelden De Vries (1975: 107-108).
Een werkwoord als knipogen zou ook opgevat kunnen
worden als een conversie van de samenstelling
knipoog, maar dit geldt niet
voor de meeste van de samenstellingen in (3). Er is bijvoorbeeld geen
substantivische samenstelling
klappertand.
Zie Weggelaar (1986).
Deze samenstellingen zijn exocentrisch, want in deze werkwoordelijke
samenstellingen is het rechterdeel geen werkwoord, maar een zelfstandig
naamwoord. Nederlandse samenstellingen zijn doorgaans
endocentrisch en rechtshoofdig.
Ook de linkerdelen van de woorden in (3), die wel werkwoord zijn, kunnen niet
als het hoofd worden opgevat, want ze kunnen niet worden vervoegd. De
verledentijdsvorm van schuimbekken
is bijvoorbeeld niet *schuimdebek,
maar schuimbekte.Dit woordvormingspatroon is niet productief.
De schrijver Lodewijk van Deyssel vormde wel zulke samenstellingen, zoals wijsarmen ‘wijzen met je armen’ en spreekmonden ‘spreken met je mond’ in de roman De kleine republiek. Zie Booij (2009b).
Immobiele werkwoordelijke samenstellingen
Een aantal samenstellingen treden alleen op in de infinitief, en daarnaast in vervoegde vorm alleen in bijzinnen. Dit geldt voor samenstellingen als de volgende:
4buikspreken, koorddansen, mastklimmen, niveaulezen, schoolzwemmen, steengrillen, stijldansen, touwtrekken, zaklopen, zeezeilen
Deze werkwoorden zijn niet voor alle taalgebruikers gewone samengestelde werkwoorden, omdat ze
voor sommigen niet in vervoegde vorm kunnen optreden in hoofdzinnen. Dit wordt
hier geïllustreerd voor de werkwoorden
stijldansen en
zeezeilen:
5Mijn zuster zal
morgen gaan
stijldansen.
Ik vind dat mijn
zuster goed
stijldanst.
Mijn zuster probeert
{*stijl te dansen / te
stijldansen}.
Mijn zuster {?stijldanst
uitstekend / *danst uitstekend
stijl}.
6Mijn vader gaat
regelmatig zeezeilen.
Ik weet dat mijn
vader vaak zeezeilt.
Mijn vader belooft
vaker {te gaan zeezeilen /
*zee te gaan
zeilen}.
Mijn vader {?zeezeilt vaak /
*zeilt vaak
zee}.
Er zijn echter ook taalgebruikers die wel de ongesplitste vervoegde vormen van
zulke werkwoorden kunnen gebruiken in hoofdzinnen. Voorbeelden zijn:
Dergelijke werkwoorden worden immobiele werkwoorden genoemd als de twee
delen niet gesplitst mogen worden. Het zijn dan dus geen gewone
samenkoppelingen.
Literatuur
Koopmans (1995), Booij (2010: 112-115)
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | juni 2022 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 12,../../data/archief/ans2/e-ans/12/body.html; |