Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google
18.5.4.14.ii Hebben/krijgen met een infinitief met te
Verder lezen
1
In de gevallen die hier behandeld worden, komt meestal alleen hebben voor. Als ook krijgen gebruikt kan worden, is dat apart vermeld. Krijgen betekent dat de door de infinitief uitgedrukte werking zich in de (nabije) toekomst zal voordoen. (Soms is het verschil met hebben maar gering.)
De gebruikswijzen van hebben + infinitief met te zijn in drie groepen te verdelen (zie 2). In alle gevallen is hebben verplicht groepsvormend:
1aIk zei toch al dat jij niks te vertellen hebt.
bIk zei toch al dat jij hebt niks te vertellen.uitgesloten
De voltooide tijden worden niet gevormd met een vervangende infinitief maar met een voltooid deelwoord. Sommige zinstypes komen overigens alleen in onvoltooide tijden voor; dit wordt hieronder uitdrukkelijk vermeld.
2Ik weet wel dat je nooit iets te vertellen hebt gehad.
In nagenoeg alle gevallen is het getalsonderwerp van hebben tevens als geïmpliceerd onderwerp van de infinitief te beschouwen. (Zie voor een uitzondering Opmerking 1.)
2
De groepen die in de gebruikswijzen van hebben + infinitief met te onderscheiden kunnen worden, zijn: een groep waar hebben de betekenis 'moeten' of 'hoeven' heeft, een groep waar de betekenis van de constructie is: 'iets hebben om te...', en een groep min of meer vaste uitdrukkingen zonder duidelijke gemeenschappelijke betekenis.
  1. In de eerste groep, waar hebben de betekenis 'moeten' of 'hoeven' heeft en ook meestal zonder betekenisverschil door de werkwoorden moeten of hoeven te vervangen is, zijn op semantische en syntactische gronden drie subgroepen te onderscheiden.
    1. In de zin wordt uitgedrukt dat een ander dan degene die door het onderwerp van hebben wordt aangeduid, wenst dat de door de infinitief uitgedrukte handeling verricht wordt. Voorbeelden:
      3Ik heb mijn werk nu eenmaal op tijd in te leveren. (bijv. omdat mijn baas dat wil)
      4Je hebt hier geen rommel te maken. (bijv. omdat ik dat verbied)
      5Of ze het lekker vinden of niet, ze hebben het maar te eten. (bijv. omdat hun ouders dat willen)
      Dit zinstype komt alleen in onvoltooide tijden voor.
    2. Hebben kan vervangen worden door hoeven; in de zin komt (alleen) maar, enkel of slechts voor. Dit zinstype bestaat alleen in onvoltooide tijden:
      6Hij heeft maar te kuchen en ze staan al aan zijn bed.
      7(Wil je wat eten of drinken?) Je hebt enkel te bellen.
    3. Hebben drukt een noodzaak uit die niet op de wens van een ander hoeft te berusten. Naast hebben komt ook krijgen voor. De zin bevat altijd de uitdrukking van een niet nader gespecificeerde entiteit of hoeveelheid. Dit zinstype, dat zowel in voltooide als in onvoltooide tijden gebruikt kan worden, sluit dicht bij het onder [b] beschreven type aan. Voorbeelden zijn:
      8aHij heeft heel veel te doen.
      bNu is het een stille tijd, maar binnenkort krijgt hij heel veel te doen.
      9Ze heeft al heel wat teleurstellingen te verwerken gehad/gekregen.
      10We hebben wel vaker van die vervelende klusjes op te knappen gehad/gekregen.
      11Die docent heeft maar weinig studenten te begeleiden.
    Voor de hele groep [a] geldt dat de infinitief in zinnen met achter-pv zowel vóór als achter hebben kan komen. Naarmate de constructie meer het karakter heeft van een vaste uitdrukking, bestaat er echter een grotere voorkeur voor plaatsing vóór hebben. Vergelijk:
    12aVader zei dat ze het maar hadden te eten.
    bVader zei dat ze het maar te eten hadden.
    13aIk geloof dat ze heel wat teleurstellingen heeft te verwerken.
    bIk geloof dat ze heel wat teleurstellingen te verwerken heeft.
    14aZe zeiden dat hij maar had te bellen.
    bZe zeiden dat hij maar te bellen had.
    15aIk weet dat hij veel te doen heeft.
    bIk weet dat hij veel heeft te doen.twijfelachtig
    Voor volgordekwesties zoals deze zie men nader [18.5.7.4/ii].
  2. In het zinstype dat tot de tweede groep behoort (hierboven kortheidshalve omschreven als 'iets hebben om te...'), heeft hebben ongeveer de betekenis van het zelfstandige werkwoord hebben; datgene wat door het lijdend voorwerp wordt aangeduid, is bedoeld of geschikt om de door de infinitief uitgedrukte werking te ondergaan ('kan of mag + worden + passief deelwoord'). In zulke gevallen is niet altijd duidelijk uit te maken of er sprake is van groepsvorming dan wel van een beknopte bijzin (als nabepaling in een naamwoordelijke constituent; vergelijk [14.5.3.8/i-ii]). Naast hebben kan op overeenkomstige wijze ook krijgen gebruikt worden. Dit zinstype is mogelijk in onvoltooide en in voltooide tijden. Voorbeelden zijn:
    16Voor het weekend heeft De Bilt weinig opwekkends te melden.
    17Daar hadden we niets tegen in te brengen.
    18Heeft u daar iets aan toe te voegen?
    19Hij heeft/krijgt per maand duizend gulden te besteden.
    De verbindingen te eten/drinken/roken hebben/krijgen, die semantisch in deze groep thuishoren, nemen hierin een bijzondere plaats in: de infinitief kan in zinnen met achter-pv vrijwel alleen vóór hebben/krijgen staan, terwijl in andere verbindingen beide volgordes mogelijk zijn (zie ook [18.5.7.4/ii]). Vergelijk:
    20aWe zeiden dat we daar niets tegen in te brengen hadden.
    bWe zeiden dat we daar niets tegen hadden in te brengen.
    21aHet is bekend dat een groot deel van de wereldbevolking niet genoeg te eten heeft.
    bHet is bekend dat een groot deel van de wereldbevolking niet genoeg heeft te eten.uitgesloten
    22aIk zie dat hij niets meer te drinken/roken heeft.
    bIk zie dat hij niets meer heeft te drinken/roken.twijfelachtig
    23aIk wou dat we eens wat te eten of te drinken kregen.
    bIk wou dat we eens wat kregen te eten of te drinken.uitgesloten
    Opmerking
    Verdieping
    Opmerking
    Vaste combinaties waarin infinitieven van onovergankelijke werkwoorden voorkomen, zijn te logeren hebben/krijgen en te eten hebben/krijgen. Ook synoniemen van logeren en eten (bijv. slapen respectievelijk dineren) komen voor. De betekenis is te omschrijven als '(mensen) in huis hebben/krijgen om te logeren, respectievelijk om te eten'. De infinitief kan in de eindgroep alleen vóór de achter-pv staan. Voorbeelden:
    iIk heb deze week mijn kleinzoon te logeren.
    iiHij zei dat ze vanavond vrienden te eten kregen.
    Naar analogie van deze combinaties komen ook wel eens andere groepen voor als:
    iiiAf en toe kreeg hij iemand te typen. (d. i. 'iemand die kwam typen')
    ivWe krijgen regelmatig mensen te kaarten (d.i. 'mensen die komen kaarten').
    In al deze gevallen is het getalsonderwerp van hebben/krijgen niet het geïmpliceerd onderwerp van de infinitief.
    Opmerking
    Verdieping
    Opmerking
    Als vaste uitdrukkingen met krijgen zijn te beschouwen: te horen krijgen en te zien krijgen' (in de gelegenheid komen te verkeren om te) horen/zien'. Ook hier staat de infinitief in de eindgroep vrijwel altijd vóór krijgen:
    iIk kreeg een verward verhaal te horen.
    iiaHet duurde lang voor ik hem uiteindelijk te zien kreeg.
    bHet duurde lang voor ik hem uiteindelijk kreeg te zien.twijfelachtig
  3. Er bestaat een groot aantal min of meer vaste uitdrukkingen met hebben (waarnaast soms krijgen) + infinitief met te. De voornaamste zijn: met iemand iets te maken/doen hebben/krijgen'contact hebben/krijgen in verband met iets'; met iets te maken hebben'verband houden'; ergens iets te maken hebben'moeten verrichten'; met iemand te doen hebben/krijgen'medelijden hebben/krijgen'; (n)iets te vertellen/zeggen hebben/krijgen'(geen) gezag hebben/krijgen'; te betekenen hebben'betekenen'; het te pakken hebben/krijgen'in een ongewone toestand (ziekte, emotie enz.) (komen te) verkeren'; niets te vrezen hebben'niet bang hoeven zijn'; veel/het zwaar (hard) te verduren hebben/krijgen'veel onaangenaams moeten ondergaan'.
    In een zin met achter-pv staat de infinitief uitsluitend of bij voorkeur vóór hebben (zie echter ook [18.5.7.4/ii]). Vergelijk:
    24aIk zie dat hij nog heel wat huiswerk te maken heeft.
    bIk zie dat hij nog heel wat huiswerk heeft te maken.
    25aIk vind dat hij in mijn kantoor niets te maken heeft.
    bIk vind dat hij in mijn kantoor niets heeft te maken.twijfelachtig
    26aIk denk dat de meubels hier veel te verduren hebben.
    bIk denk dat de meubels hier veel hebben te verduren.twijfelachtig
    Andere voorbeelden van deze categorie zijn:
    27Met de minister-president heb ik nooit iets te maken gehad.
    28Hebben sport en politiek iets met elkaar te maken?
    29Toen hij mij zijn hele levensgeschiedenis verteld had, kreeg ik echt met hem te doen.
    30Sylvia heeft niets over haar kinderen te vertellen.
    31Harrie vond een haar in zijn soep en vroeg de ober op hoge toon wat dat te betekenen had.
    32De ober zei tegen zijn collega dat meneer het weer behoorlijk te pakken had.
    33Door het ontbreken van natuurlijke vijanden hebben de konijnen hier niets te vrezen.
Soms kan een zin, naargelang van de context en situatie tot alle drie de groepen [a] t/m [c] behoren:
34a(Je wilt nou wel allerlei verhalen vertellen, maar) jij hebt niks te vertellen, (je moet je mond houden). ('je moet/mag niks vertellen')
b(Je bent de hele vakantie thuis geweest, dus) jij hebt niks te vertellen, (je hebt niks meegemaakt). ('je hebt niks om te vertellen')
c(Je doet nou wel net of je hier de baas bent, maar) jij hebt niks te vertellen. ('je hebt geen gezag')
Literatuur
    Interessante links
    ANS
    Taalportaal
    Taaladvies
    Versiegeschiedenis
    versie redacteur(en) datum opmerkingen
    2.1 januari 2019 Automatische conversie van ANS 2.0
    2.0 W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn 1997
    Interessante links