21.6.2.2 Niet-splitsing in plaats van splitsing van scheidbare werkwoorden
Verder lezen
1
Een ander soort schijnbare uitzondering op de regel van de
ondoordringbaarheid van werkwoordelijke eindgroepen doet zich voor bij
scheidbare werkwoorden, waarvan het eerste deel per definitie niet alleen
bij het werkwoord zelf kan staan (in dit geval wordt het samen met dat
werkwoord als één woord geschreven) maar er ook los van kan komen (in dit
laatste geval spreekt men van splitsing). Voor deze categorie en de status
ervan als uitzondering op de regel van de ondoordringbaarheid zie men
evenwel
ook
[21·6·3].
Bij afsplitsing komt het eerste deel van een scheidbaar werkwoord vlak vóór
de tweede pool
(zie
[21·5·2·2]). (Voor bijzondere gevallen van plaatsing op de eerste
zinsplaats zie
men
[21·3·4·3/ii].) Naast elkaar zijn dus zowel
1a t/m
4a als
1b t/m
4b mogelijk:
Opmerking
Verdieping
Opmerking
In principe is bij drie- of meerledige eindgroepen ook plaatsing van het
scheidbare deel van het zelfstandig werkwoord mogelijk tussen de
groepsvormende werkwoorden in. Vergelijk bijv. met
2a en
2b:
i|Omdat| hij haar niet tijdig |had
op kunnen bellen| (was hij maar niet
gekomen.)twijfelachtig
Een dergelijke volgorde komt echter zelden voor. Over de aanvaardbaarheid
ervan is vooralsnog geen uitspraak te doen.
2
Over het al dan niet splitsen van een scheidbaar werkwoord kan het volgende
opgemerkt worden. Geen van beide varianten is beter dan de andere, maar er
zijn wel verschillen in het gebruik. In het algemeen wordt vaker
niet-splitsing dan splitsing gebruikt. Splitsing komt meer voor in
gesproken dan in geschreven taal. Verder tekent er zich een geografisch
bepaald verschil af: in Nederland wordt eerder splitsing gebruikt dan in
België. Afgezien van dit alles kunnen ook de vorm van het zelfstandig
werkwoord evenals de omvang van de eindgroep een rol spelen bij de voorkeur
voor wel of niet splitsen. Een infinitief wordt in het algemeen
gemakkelijker gesplitst dan een deelwoord. Vergelijk met
2 en
3, waar het zelfstandig werkwoord
een infinitief is, bijv. de volgende gevallen met een zelfstandig werkwoord
in de vorm van een deelwoord:
5(Hij zei) |dat| hij haar gisteren
op |had gebeld.|
6(Het bleek) |dat| de kelder
vol |was gelopen. |
Splitsing lijkt vlugger voor te komen als het eerste deel een (voorzetsel)
bijwoord (zoals in 1 en
2) of een substantief (zoals in
4) is dan wanneer het een adjectief
is (zoals in 3). Vooral bij min of
meer vaste samenstellingen (vergelijk bijv. goedkeuren met
dichtplakken /vastplakken (etc.) of
vollopen/leeglopen (etc.)) is de neiging tot
splitsing minder groot. Wat de omvang van de eindgroep betreft lijkt
splitsing eerder bij meerledige dan bij tweeledige eindgroepen voor te
komen (vergelijk bijv. 2 met
1).
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |