21.3.5.1 Inleiding
Verder lezen
Gewoonlijk wordt de eerste zinsplaats bezet door één enkel zinsdeel.
In
[21·3·1·1/1] is al aangegeven dat soms niet een volledig zinsdeel
maar slechts een stuk daarvan vóór de voor-pv staat. Als voorbeeld is daar
genoemd een naamwoordelijke constituent minus de nabepaling in de vorm van
een betrekkelijke bijzin (die jongen...die je daar ziet).
Afgezien daarvan zijn er nog enkele andere gevallen te onderscheiden
waarbij minder dan een zinsdeel op de eerste zinsplaats staat. In de
volgende subparagrafen worden vier mogelijkheden besproken: het eerste deel
van een voornaamwoordelijk bijwoord op de eerste zinsplaats (bijv.
waar...over;
zie
[21·3·5·2]), een vragend of uitroepend voornaamwoord in gevallen als
wat...voor
(zie
[21·3·5·3]), een onvolledige naamwoordelijke constituent
(zie
[21·3·5·4]) en ten slotte een voorzetselconstituent zonder het
voorzetsel (bijv. ijs (is hij dol) op;
zie
[21·3·5·5]).
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |