21.7.3.2.3 Overige elementen
Verder lezen
1
Met name in gesproken taal komt het regelmatig voor dat een of meer leden
van een nevenschikking apart achterop komen te staan. De hier bestaande
mogelijkheden worden in het algemeen behandeld
in
[24·4·3]; voor de afzonderlijke voegwoorden en reeksvormers zie men
de desbetreffende deelparagrafen
van
[25]. We geven hier enkele voorbeelden (de (b) -zinnen
hieronder), waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen aaneenschakelend
en tegenstellend verband:
-
aaneenschakelend verband;Voorbeelden met voegwoorden zijn:Voorbeelden met reeksvormers zijn:
-
tegenstellend verband;Een voorbeeld met maar is:Voorbeelden met respectievelijk het voegwoord of en de reeksvormer of-of zijn:Bij achteropplaatsing van een deel van de nevenschikking komt de twee- of meerledigheid van het desbetreffende zinsdeel sterker tot uitdrukking. Achteropplaatsing kan ook als middel aangewend worden om een element meer prominentie te verlenen.
2
Ook naamwoordelijke constituenten als bijstelling of adjectivische
constituenten als predikatieve nabepaling kunnen op de laatste zinsplaats
staan, respectievelijk bijv.:
10Je |kunt| er veel picéa's
aan|treffen|, een soort
naaldbomen.
11De oudste zoon |gaat| zich op
een nieuw bedrijf |vestigen|, 46 hectare
groot.
Het betreft hier een soort verduidelijkende toevoegingen, vergelijkbaar met
elementen in de uitloop
(zie
[21·9·2·1]).
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |