Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google
1.1.2.1.3 De uitspraak van de fricatieven
Op het gebied van de uitspraak van fricatieven is er veel variatie tussen noordelijk en zuidelijk Nederlands met betrekking tot (i) de verstemlozing van de stemhebbende fricatieven v, z, ɣ, (ii) de plaats van articulatie, de mate van stemhebbendheid en de schraperigheid van ɣ, en (iii) de retractie van s.
Verder lezen
Verstemlozing van de stemhebbende fricatieven v, z, ɣ
Het Standaardnederlands heeft een fonologisch onderscheid tussen de stemhebbende en stemloze wrijfklanken v vs. f, z vs. s en ɣ vs. x. Met betrekking tot de stemhebbendheid van deze wrijfklanken is er verschil opgemerkt tussen het Nederlands-Nederlands en Belgisch-Nederlands.
Zie Gussenhoven (1999).
In Nederland worden de onderliggend stemhebbende wrijfklanken v, z en ɣ door veel sprekers stemloos gerealiseerd (dus meer in de richting van f, s en x) aan het begin van een woord of lettergreep,
Aan het einde van een lettergreep of woord worden stemhebbende fricatieven altijd stemloos gerealiseerd krachtens de regel van Finale Verscherping.
terwijl in België (maar ook het zuiden van Nederland) het onderscheid tussen stemhebbende en stemloze wrijfklanken meer behouden zou zijn. Maar ook in België lijkt een proces van verstemlozing gaande te zijn.
De verstemlozing van de fricatieven is een klankverandering die zich nog steeds aan het voltrekken is.
Zie Pinget (2015).
Het proces van verstemlozing van de ɣ is zowel in het Nederlands-Nederlands als het Belgisch-Nederlands het verst gevorderd, en zou in Nederland al rond 1950 voltooid zijn.
Zie Van de Velde et al. (2010: 398).
Ook in het Belgisch-Nederlands wordt de velaire wrijfklank ɣ steeds minder met stembandtrilling gerealiseerd.
Uit onderzoek van Verhoeven en Hageman (2007: 144) blijkt dat deze fricatief slechts in 16% van de gevallen stemhebbend werd gerealiseerd. Zie ook Van de Velde & Van Hout (2001).
Het proces van verstemlozing van v en z zou zich in Nederland rond 1965 hebben ingezet, terwijl er uit gegevens van 1995 ook verstemlozing van deze fricatieven naar voren komt voor het Belgisch-Nederlands. De stemhebbendheid van v en z is in het Belgisch-Nederlands weliswaar beter bewaard,
Van de Velde et al. (2010: 399) vinden significante verschillen in de mate van verstemlozing tussen Belgisch en Nederlands-Nederlands.
maar toch is ook hier duidelijk een proces van verstemlozing aan de gang.
Zie Van de Velde (1996), Van de Velde & Van Hout (2001), Kissine, Van de Velde & Van Hout (2003). Verhoeven & Hageman (2007) observeerden een stemhebbende realisatie van de labiodentale wrijfklank v in 30% van de gevallen, en van de alveolaire wrijfklank z in 32% van de gevallen. Realisaties zonder stembandtrilling zijn dus ook in het Belgisch-Nederlands in de meerderheid: in 84% van de gevallen worden (gedeeltelijk) stemloze fricatieven gehoord bij jonge Vlaamse sprekers.
Wat de labiodentale wrijfklank v betreft, lijkt het proces van verstemlozing zich fonetisch anders te voltrekken in Belgisch-Nederlands dan in Nederlands-Nederlands. Sprekers van het Belgisch Nederlands (en in mindere mate ook sprekers in het zuiden van Nederland) maken een lengteverschil tussen v en f, waarbij ze v korter en f langer uitspreken, zodat ze op die manier toch een onderscheid behouden tussen de stemhebbende en stemloze variant.
Van de Velde et al. (2010: 401).
Dit is niet het geval in het noorden en midden van Nederland en in de Randstad, waar de stemhebbende en stemloze variant eerder naar elkaar toe groeien.
Dit wordt merger genoemd.
Met betrekking tot de volgorde waarin de fricatieven verstemlozen, loopt de verstemlozing van ɣ zowel in Nederland als België voorop, terwijl er voor de andere fricatieven geen consensus is: volgens sommige bronnen loopt v voor op z in het proces van verstemlozing,
Zie Van de Velde (1996).
terwijl andere bronnen geen significante verschillen rapporteren.
Van de Velde & Van Hout (2001: 228), Verhoeven & Hageman (2007: 146).
Over het algemeen wordt verstemlozing van z gestigmatiseerd als dialectisch (bijv. het dialect van Amsterdam) en daarom minder geaccepteerd als Standaardnederlands dan verstemlozing van v.
Zie Collins & Mees (1984: 160), Gussenhoven (1981), Van de Velde et al. (1996: 92), Smakman (2006: 216).
Harde en zachte ɣ en x
Als een van de opvallendste noord-zuidverschillen wordt vaak de uitspraak van de ɣ (in de spelling weergegeven als g) en x (in de spelling weergegeven als ch) genoemd, waarbij de zogenaamde ‘harde’ varianten kenmerkend zijn voor sprekers ten noorden van de grote rivieren, terwijl de ‘zachte’ varianten gebruikt worden in het zuiden van Nederland en België.
Zie Goossens (1974), Geerts (1977), Mees & Collins (1982).
Behalve stemgeving (zie hierboven), zijn er ook andere articulatorische kenmerken die voor variatie zorgen in de uitspraak van ɣ en x, en die de klanken hun harde of zachte karakter verlenen. Sterk bepalend hiervoor is de articulatieplaats.
De harde varianten van ɣ en x worden meer naar achteren in de mond gearticuleerd, via een vernauwing tussen de tongrug en de achterkant van het zachte gehemelte (‘velum’), dicht bij de huig (‘uvula’), terwijl de zachte varianten meer naar voren in de mond worden gearticuleerd, via een vernauwing tussen de tong en de voorkant van het zachte gehemelte, in de nabijheid van het harde gehemelte (‘palatum’).
Van Oostendorp (2015).
Zo wordt de harde ɣ bijvoorbeeld uvulair gerealiseerd (als de stemloze, uvulaire fricatief Х), en de zachte ɣ velair (als de stemloze, velaire fricatief x of stemhebbende, velaire fricatief ɣ), of palato-velair (als de stemloze, palato-velaire fricatief of de stemhebbende, palato-velaire fricatie ɣ₊).
Het diakritische teken onder/achter het symbool duidt aan dat een klank meer naar voren wordt gerealiseerd.
Uvulaire realisaties zijn altijd stemloos en gaan vaak gepaard met schraperigheid, een verschijnsel dat veroorzaakt wordt door het trillen van de huig.
Zie Van der Harst & Van de Velde (2007: 176).
Varianten van de ɣ
Verdieping
Varianten van de ɣ
Van der Harst & Van de Velde (2007) deden onderzoek naar de realisaties van de ɣ bij 160 Nederlandse en Vlaamse leerkrachten Nederlands die in Standaardnederlands een aantal testzinnen moesten voorlezen. Ze vonden wel 17 varianten van ɣ, die verschilden in stemgeving, articulatieplaats en mate van schraperigheid.
Zie Van der Harst & Van de Velde (2007: 182) voor een overzicht en de socio-geografische distributie van deze varianten.
Uit dit onderzoek bleek dat zowel in Nederland als België het aantal stemhebbende realisaties zeer laag is, dat in Nederland uvulaire varianten in de meerderheid zijn en in Vlaanderen velaire varianten, en dat keelschrapen – wat enkel bij uvulaire realisaties voorkomt – vooral in Nederland gebeurt. Verder blijkt er in Nederland een sterke regionale variatie te zijn: in het noorden van Nederland en de Randstad komen enkel uvulaire varianten voor, en wordt er sterk geschraapt, terwijl de articulatieplaats sterk varieert in het midden van Nederland en er in het zuiden (meer specifiek Limburg) bijna uitsluitend (palato-)velairen voorkomen. In België is er weinig regionale variatie: Oost- en West-Vlaamse sprekers hebben soms h-achtige realisaties vanuit hun dialectachtergrond.
De onderzoekers concludeerden dat de stemloze velaire realisatie x de meest voorkomende variant is in alle regio’s van Vlaanderen, maar dat daarnaast de palato-velair ook redelijk vaak voorkomt in Vlaams-Limburg en Vlaams-Brabant. In Nederland komt de sterk geschraapte stemloze uvulair het meest voor, en daarnaast ook de minder sterk of niet geschraapte uvulair. In Nederlands-Limburg echter komen – net als in Vlaanderen – vooral stemloze velairen en palato-velairen voor.
Uitspraak van de s
Minder bekend in het lijstje van regionale uitspraakvariaties is de uitspraak van de alveolaire wrijfklank s. Dat er zich ook bij deze medeklinker variatie voordoet, werd voor het eerst geobserveerd door Collins & Mees (1984: 160): de s wordt soms meer naar achteren gerealiseerd, namelijk als de post-alveolaire ʃ . Dit is vooral het geval in (i) clusters (bijv. spel, stel, bioscoop); (ii) woordfinaal en in het bijzonder na geronde klinkers (bijv. bus, huis, mos); en (iii) na r (bijv. krakers). Deze uitspraak van s als ʃ wordt ook wel s-retractie genoemd.
Ditewig et al. (2019: 198).
Ditewig et al. (2019) deden onderzoek naar de uitspraak van de s in verschillende contexten (woordbegin, woordeinde, wel/niet in een medeklinkercluster) bij sprekers uit 3 Nederlandse en 2 Belgische regio’s (resp. Randstad/Zuid-Holland, Nederlands Limburg, Groningen, West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant). Hoewel s-retractie voornamelijk verwacht werd in de Randstad, blijkt het ook in de andere Nederlandse regio’s voor te komen, terwijl het niet voorkomt in de twee Vlaamse regio’s. Ook hier lijkt er dus sprake te zijn van variatie tussen het Nederlands Nederlands en Belgisch-Nederlands. Wel blijkt s in de Randstad korter te zijn dan in de overige Nederlandse regio’s, wat in principe op meer s-retractie kan duiden.
Duur is een van de twee onderzochte akoestische parameters.
De onderzoekers wijzen er echter op dat die kortere duur van s ook een algemeen kenmerk kan zijn van de hogere spreeksnelheid die typerend is voor sprekers van Randstad-Nederlands.
Zie Verhoeven, De Pauw & Kloots (2004), Quené (2008).
Er werden geen significante verschillen gevonden voor de uitspraak van s in de verschillende contexten (woordbegin, woordeinde, consonantcluster), maar clusters van s na r (bijv. krakers) werden niet onderzocht.
Het is denkbaar dat in rs-clusters er behalve retractie van de s ook sprake is van retroflexie, nl. het naar achteren krullen van het tongblad, door de aanwezigheid van de r, die in het Nederlands-Nederlands vaak retroflex wordt uitgesproken.
Literatuur
    Interessante links
    ANS
    Taalportaal
    Taaladvies
    Versiegeschiedenis
    versie redacteur(en) datum opmerkingen
    3.0 Kathy Rys november 2020
    2.1 januari 2019 Automatische conversie van ANS 2.0
    2.0 W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn 1997 hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html;
    Interessante links