1.1.2.1.3 De uitspraak van de fricatieven
Op het gebied van de uitspraak van fricatieven is er veel
variatie tussen noordelijk en zuidelijk Nederlands met betrekking tot (i) de
verstemlozing van de stemhebbende fricatieven v,
z, ɣ, (ii) de plaats van articulatie,
de mate van stemhebbendheid en de schraperigheid van
ɣ, en
(iii) de retractie van
s.
Verder lezen
Verstemlozing van de stemhebbende fricatieven
v, z,
ɣ
Het Standaardnederlands heeft een fonologisch onderscheid tussen de
stemhebbende en stemloze
wrijfklanken v
vs. f,
z vs.
s en
ɣ vs.
x. Met
betrekking tot de stemhebbendheid van deze wrijfklanken is er verschil opgemerkt
tussen het Nederlands-Nederlands en Belgisch-Nederlands.
Zie Gussenhoven (1999).
In Nederland worden de onderliggend stemhebbende
wrijfklanken
v,
z en
ɣ door
veel sprekers stemloos gerealiseerd (dus meer in de richting van
f,
s en
x)
aan het begin van een woord of lettergreep,
Aan het einde van een lettergreep of woord worden stemhebbende
fricatieven altijd stemloos gerealiseerd krachtens de regel van Finale
Verscherping.
terwijl in België (maar ook het zuiden van Nederland) het onderscheid
tussen stemhebbende en stemloze wrijfklanken meer behouden zou zijn. Maar ook in
België lijkt een proces van verstemlozing gaande te zijn.De verstemlozing van de fricatieven is een klankverandering die zich nog steeds
aan het voltrekken is.
Zie Pinget (2015).
Het proces van verstemlozing van de
ɣ is
zowel in het Nederlands-Nederlands als het Belgisch-Nederlands het verst
gevorderd, en zou in Nederland al rond 1950 voltooid zijn.
Zie Van de Velde et al. (2010: 398).
Ook in het Belgisch-Nederlands wordt de velaire wrijfklank
ɣ
steeds minder met stembandtrilling gerealiseerd.
Uit onderzoek van Verhoeven en Hageman (2007: 144) blijkt dat deze
fricatief slechts in 16% van de gevallen stemhebbend werd gerealiseerd.
Zie ook Van de Velde & Van Hout (2001).
Het proces van verstemlozing van
v en
z zou
zich in Nederland rond 1965 hebben ingezet, terwijl er uit gegevens van 1995 ook
verstemlozing van deze fricatieven naar voren komt voor het Belgisch-Nederlands.
De stemhebbendheid van
v en
z is
in het Belgisch-Nederlands weliswaar beter bewaard,
Van de Velde et al. (2010: 399) vinden significante verschillen in de
mate van verstemlozing tussen Belgisch en Nederlands-Nederlands.
maar toch is ook hier duidelijk een proces van verstemlozing aan de gang.
Zie Van de Velde (1996), Van de Velde & Van Hout (2001), Kissine, Van
de Velde & Van Hout (2003). Verhoeven & Hageman (2007)
observeerden een stemhebbende realisatie van de labiodentale wrijfklank
v
in 30% van de gevallen, en van de alveolaire wrijfklank
z
in 32% van de gevallen. Realisaties zonder stembandtrilling zijn dus ook
in het Belgisch-Nederlands in de meerderheid: in 84% van de gevallen
worden (gedeeltelijk) stemloze fricatieven gehoord bij jonge Vlaamse
sprekers.
Wat de labiodentale wrijfklank
v
betreft, lijkt het proces van verstemlozing zich fonetisch anders te voltrekken
in Belgisch-Nederlands dan in Nederlands-Nederlands. Sprekers van het Belgisch
Nederlands (en in mindere mate ook sprekers in het zuiden van Nederland) maken
een lengteverschil tussen
v en
f,
waarbij ze v
korter en f
langer uitspreken, zodat ze op die manier toch een onderscheid behouden tussen
de stemhebbende en stemloze variant.
Van de Velde et al. (2010: 401).
Dit is niet het geval in het noorden en midden van Nederland en in de
Randstad, waar de stemhebbende en stemloze variant eerder naar elkaar toe groeien.
Dit wordt merger genoemd.
Met betrekking tot de volgorde waarin de fricatieven verstemlozen, loopt de
verstemlozing van
ɣ zowel in
Nederland als België voorop, terwijl er voor de andere fricatieven geen
consensus is: volgens sommige bronnen loopt
v voor
op z in het
proces van verstemlozing,
Zie Van de Velde (1996).
terwijl andere bronnen geen significante verschillen rapporteren.
Van de Velde & Van Hout (2001: 228), Verhoeven & Hageman (2007:
146).
Over het algemeen wordt verstemlozing van
z
gestigmatiseerd als dialectisch (bijv. het dialect van Amsterdam) en daarom
minder geaccepteerd als Standaardnederlands dan verstemlozing van
v.
Zie Collins & Mees (1984: 160), Gussenhoven (1981), Van de Velde et
al. (1996: 92), Smakman (2006: 216).
Harde en zachte ɣ en x
Als een van de opvallendste noord-zuidverschillen wordt vaak de uitspraak van de
ɣ (in
de spelling weergegeven als g) en
x (in
de spelling weergegeven als ch)
genoemd, waarbij de zogenaamde ‘harde’ varianten kenmerkend zijn voor sprekers
ten noorden van de grote rivieren, terwijl de ‘zachte’ varianten gebruikt worden
in het zuiden van Nederland en België.
Zie Goossens (1974), Geerts (1977), Mees & Collins (1982).
Behalve stemgeving (zie hierboven), zijn er ook andere articulatorische kenmerken die voor
variatie zorgen in de uitspraak van
ɣ en
x, en
die de klanken hun harde of zachte karakter verlenen. Sterk bepalend hiervoor is
de articulatieplaats.De harde varianten van
ɣ en
x
worden meer naar achteren in de mond gearticuleerd, via een vernauwing tussen de
tongrug en de achterkant van het zachte gehemelte (‘velum’), dicht bij de huig
(‘uvula’), terwijl de zachte varianten meer naar voren in de mond worden
gearticuleerd, via een vernauwing tussen de tong en de voorkant van het zachte
gehemelte, in de nabijheid van het harde gehemelte (‘palatum’).
Van Oostendorp (2015).
Zo wordt de harde
ɣ
bijvoorbeeld uvulair gerealiseerd (als de stemloze,
uvulaire fricatief
Х), en
de zachte ɣ
velair (als de stemloze, velaire fricatief
x of
stemhebbende, velaire fricatief
ɣ),
of palato-velair (als de stemloze, palato-velaire fricatief
x̟
of de stemhebbende, palato-velaire fricatie
ɣ₊).
Het diakritische teken
₊
onder/achter het symbool duidt aan dat een klank meer naar voren wordt
gerealiseerd.
Uvulaire realisaties zijn altijd stemloos en gaan vaak gepaard met
schraperigheid, een verschijnsel dat veroorzaakt wordt
door het trillen van de huig.
Zie Van der Harst & Van de Velde (2007: 176).
Varianten van de ɣ
Verdieping
Varianten van de ɣ
Van der Harst & Van de Velde (2007) deden onderzoek naar de
realisaties van de
ɣ
bij 160 Nederlandse en Vlaamse leerkrachten Nederlands die in
Standaardnederlands een aantal testzinnen moesten voorlezen. Ze vonden
wel 17 varianten van
ɣ,
die verschilden in stemgeving, articulatieplaats en mate van schraperigheid.
Zie Van der Harst & Van de Velde (2007: 182) voor een
overzicht en de socio-geografische distributie van deze
varianten.
Uit dit onderzoek bleek dat zowel in Nederland als België het aantal
stemhebbende realisaties zeer laag is, dat in Nederland uvulaire
varianten in de meerderheid zijn en in Vlaanderen velaire varianten, en
dat keelschrapen – wat enkel bij uvulaire realisaties voorkomt – vooral
in Nederland gebeurt. Verder blijkt er in Nederland een sterke regionale
variatie te zijn: in het noorden van Nederland en de Randstad komen
enkel uvulaire varianten voor, en wordt er sterk geschraapt, terwijl de
articulatieplaats sterk varieert in het midden van Nederland en er in
het zuiden (meer specifiek Limburg) bijna uitsluitend (palato-)velairen
voorkomen. In België is er weinig regionale variatie: Oost- en
West-Vlaamse sprekers hebben soms
h-achtige
realisaties vanuit hun dialectachtergrond.
De onderzoekers concludeerden dat de stemloze velaire realisatie
x
de meest voorkomende variant is in alle regio’s van Vlaanderen, maar dat
daarnaast de palato-velair ook redelijk vaak voorkomt in Vlaams-Limburg
en Vlaams-Brabant. In Nederland komt de sterk geschraapte stemloze
uvulair het meest voor, en daarnaast ook de minder sterk of niet
geschraapte uvulair. In Nederlands-Limburg echter komen – net als in
Vlaanderen – vooral stemloze velairen en palato-velairen voor.
Uitspraak van de s
Minder bekend in het lijstje van regionale uitspraakvariaties is de uitspraak van
de alveolaire wrijfklank
s. Dat
er zich ook bij deze medeklinker variatie voordoet, werd voor het eerst
geobserveerd door Collins & Mees (1984: 160): de
s
wordt soms meer naar achteren gerealiseerd, namelijk als de
post-alveolaire
ʃ . Dit is
vooral het geval in (i) clusters (bijv. spel, stel,
bioscoop); (ii) woordfinaal en in het bijzonder
na geronde klinkers (bijv. bus, huis,
mos); en (iii) na
r
(bijv. krakers). Deze uitspraak van
s als
ʃ
wordt ook wel s-retractie genoemd.
Ditewig et al. (2019: 198).
Ditewig et al. (2019) deden onderzoek naar de uitspraak van de
s in
verschillende contexten (woordbegin, woordeinde, wel/niet in een
medeklinkercluster) bij sprekers uit 3 Nederlandse en 2 Belgische regio’s (resp.
Randstad/Zuid-Holland, Nederlands Limburg, Groningen, West-Vlaanderen en
Vlaams-Brabant). Hoewel
s-retractie
voornamelijk verwacht werd in de Randstad, blijkt het ook in de andere
Nederlandse regio’s voor te komen, terwijl het niet voorkomt in de twee Vlaamse
regio’s. Ook hier lijkt er dus sprake te zijn van variatie tussen het Nederlands
Nederlands en Belgisch-Nederlands. Wel blijkt
s in
de Randstad korter te zijn dan in de overige Nederlandse regio’s, wat in
principe op meer
s-retractie
kan duiden.
Duur is een van de twee onderzochte akoestische parameters.
De onderzoekers wijzen er echter op dat die kortere duur van
s ook
een algemeen kenmerk kan zijn van de hogere spreeksnelheid die typerend is voor
sprekers van Randstad-Nederlands.
Zie Verhoeven, De Pauw & Kloots (2004), Quené (2008).
Er werden geen significante verschillen gevonden voor de uitspraak van
s in
de verschillende contexten (woordbegin, woordeinde, consonantcluster), maar
clusters van s
na r (bijv.
krakers) werden niet onderzocht.
Het is denkbaar dat in
rs-clusters er behalve
retractie van de
s
ook sprake is van retroflexie, nl. het naar achteren krullen van het
tongblad, door de aanwezigheid van de
r,
die in het Nederlands-Nederlands vaak retroflex wordt uitgesproken.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Kathy Rys | november 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |