1.1.3.2.1 De bilabiale plofklanken
p en
b
De p kan worden
gespecificeerd als [–sonorant, –stem, +labiaal, –coronaal, –velair,
–continuant]. De
b
verschilt enkel qua stemhebbendheid van de
p, en
is dus [+stem].
De p kan
voorkomen in aanzetten, het deel van een lettergreep voor
de klinker. Zoals de voorbeelden in (1) laten zien, kunnen die aanzetten uit
een, twee of drie medeklinkers bestaan. Verder kan
p
voorkomen in eenvoudige en complexe coda's, zoals in de
voorbeelden in (2). De
b kan
voorkomen in aanzetten met een of twee medeklinkers, zoals in de woorden in
(3).
1poes, pruik,
spreeuw
2top, hulp
3bom,
brand
In tegenstelling tot
t,
d en
k
kunnen p en
b niet
voorkomen in complexe aanzetten die gevolgd worden door een
w.
De b is de
stemhebbende tegenhanger van de
p.
Finale
Verscherping van
b
leidt tot p,
en omgekeerd, kan door Assimilatie van stem een
p in
een b
veranderen, zoals in (4) (een geval van regressieve
assimilatie).
4op + doeken
[ɔbdukən]
Verder lezen
Articulatie
De p is een
stemloze en de
b een
stemhebbende bilabiale
plofklank. Bij de articulatie van deze klanken vormen beide
lippen samen de vernauwing (zie Figuur 1).
Figuur 2 is een MRI-afbeelding van de
p in
pad.
Regionale variatie
Met betrekking tot de plofklanken
p en
b is
er enige regionale variatie in stemgeving en aspiratie. In
sommige variëteiten van het Nederlands-Nederlands, zoals bijvoorbeeld de
noordelijke en oostelijke, wordt
p over
het algemeen geaspireerd (bijv. pet
wordt uitgesproken als
phɛt).
Ouddeken (2018) beargumenteert dat westelijke dialecten in Nederland een
stemcontrast tussen
p
en b
hebben, terwijl oostelijke dialecten een aspiratiecontrast hebben, en
dat er ook een overgangsgebied is met kenmerken van zowel westelijke als
oostelijke dialecten.
In zuidelijke variëteiten van het Nederlands-Nederlands en in het
Belgisch-Nederlands is
b in
sterkere mate stemhebbend. De bilabiale plofklanken vertonen geen variatie wat
plaats van articulatie betreft.
Collins & Mees (1984: 163).
Akoestische informatie
De p is een
stemloze en de
b een
stemhebbende bilabiale plofklank. Nederlandse stemloze plofklanken hebben een
steminzettijd van ongeveer 20 ms, terwijl stemhebbende plofklanken een
steminzettijd van ongeveer -80 ms hebben.
Zie Slis & Cohen (1969). Voor stemhebbende plofklanken is er variatie
tussen sprekers onderling in de mate waarin de stembandtrilling al
begint voor de explosie (negatieve steminzettijd; zie Van Alphen &
Smits (2004).
Het onderscheid tussen stemloze en stemhebbende plofklanken en
steminzettijd
Verdieping
Het onderscheid tussen stemloze en stemhebbende plofklanken en
steminzettijd
Het onderscheid tussen stemloze en
stemhebbende
plofklanken wordt in de akoestische
fonetiek in verband gebracht met het begrip
steminzettijd (in het Engels
Voice Onset Time,
afgekort VOT). Als de
overgang van stilte naar geluid, dus het moment van explosie, bij
plofklanken als referentiepunt genomen wordt, dan geldt voor de
steminzettijd het volgende. In het geval van stemhebbende plofklanken
die aan het begin van een spraakuiting voorkomen, begint de
stembandtrilling al zo’n 30 tot 100 ms voor het moment van explosie. In
dat geval krijgt de steminzettijd een negatieve waarde van -30 tot -100
ms. Bij stemloze plofklanken begint de stembandtrilling pas op het
moment van explosie of erna; m.a.w. deze klanken hebben een
steminzettijd van 0 (referentiepunt) of hoger. Het tijdsinterval tussen
de explosie en het inzetten van stembandtrilling wordt dan opgevuld met
fluisterruis of aspiratie die dezelfde spectrale
samenstelling heeft als het stemhebbende klinkerdeel dat erop volgt. Een
negatieve steminzettijd betekent dus de aanwezigheid van
stembandtrilling tijdens de stille fase, terwijl een positieve
steminzettijd wijst op aspiratie.
Zie Rietveld & Van Heuven (2016: 235).
Tabellen 1-4 geven een aantal voorbeeldzinnen met p (Tabellen 1 en 2) en b
(Tabellen 3 en 4) in verschillende fonologische contexten (aan het begin van een
woord, tussen twee klinkers, en aan het einde van een woord) voor het Nederlands
Nederlands (Tabellen 1 en 3) en Belgisch-Nederlands (Tabellen 2 en 4). De
bijhorende spectrogrammen en geluidsbestanden worden telkens gegeven.
Tabel 1. Geluidsbestanden, golfvormen en spectrogrammen voor
p in
verschillende fonologische contexten in het Nederlands-Nederlands.
Woordgroep | Fonologische context | Geluidsbestand | Golfvorm/spectrogram |
dat zo’n pil een uitkomst kan zijn | woordinitieel | ||
met je lepel in de jus | intervocalisch | ||
met een trillende lip | woordfinaal |
Tabel 2. Geluidsbestanden, golfvormen en spectrogrammen voor
p in
verschillende fonologische contexten in het Belgisch-Nederlands.
Woordgroep | Fonologische context | Geluidsbestand | Golfvorm/spectrogram |
de uitvinding van de pil | woordinitieel | ||
met een gouden lepel in de mond | intervocalisch | ||
beet zich op de lip | woordfinaal |
Tabel 3. Geluidsbestanden, golfvormen en spectrogrammen voor
b in
verschillende fonologische contexten in het Nederlands-Nederlands.
Woordgroep | Fonologische context | Geluidsbestand | Golfvorm/spectrogram |
ik pakte het stuurwiel beet | woordinitieel | ||
ze hebben geen badkamer | intervocalisch |
Tabel 4. Geluidsbestanden, golfvormen en spectrogrammen voor
b in
verschillende fonologische contexten in het Belgisch-Nederlands.
Woordgroep | Fonologische context | Geluidsbestand | Golfvorm/spectrogram |
maar de kastanje hield hij beet | woordinitieel | ||
de artsen hebben een heleboel | intervocalisch |
Literatuur
Slis & Cohen (1969), Collins & Mees (1984), Van Alphen & Smits
(2004), Rietveld & Van Heuven (2016).
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Kathy Rys | november 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |