5.3.3.2.ii.3 Het wederkerend voornaamwoord verwijst naar het onderwerp van een
omschrijving
Verder lezen
De manier van verwijzen in de onder 1 en 2
vermelde zinnen kan verklaard worden met behulp van de begrippen
'getalsonderwerp' en 'geïmpliceerd onderwerp'. Het is echter ook mogelijk
een omschrijving met gelijke betekenis te geven van het zinsgedeelte waarin
het wederkerend voornaamwoord functioneert, zodat er een bijzin ontstaat
met een onderwerp waarnaar het wederkerend voornaamwoord verwijst. Zo zijn
1 en
2 te parafraseren als:
1Terwijl hij
zichzelf bediende, praatte de oude man honderd uit.zichzelf = hij = de oude man
2Hij zag dat zijn
vriend zichzelf pijnigde.zichzelf = zijn vriend
Andere voorbeelden, waarin het wederkerend voornaamwoord (hier
zich(zelf)) geïncorporeerd is in een voorbepaling bij een
substantief, zijn:
3Zich
serieus inspannende studenten (zijn er gelukkig nog genoeg).= 'Studenten die zich serieus inspannen'
4(Dit is) een op
zichzelf staand geval.= 'een geval dat op zichzelf staat'
Dergelijke omschrijvingen zijn vooral een praktisch hulpmiddel in de
gevallen waarin een wederkerend voornaamwoord voorkomt in:
-
een onafhankelijke infinitiefconstructie, bijv.:
5Zich afvragen wat de zin van het leven is, is typisch menselijk.= 'Dat men zich afvraagt (...)'6Je niet willen inspannen voor zo'n edele zaak is zeer afkeurenswaardig. = 'Dat je je niet wilt inspannen (...)'
-
een bepaling bij werkwoorden als
vinden,
achten,
verklaren, vergezeld van een
bepaling van gesteldheid volgens de handeling, bijv.:
7Ik vind die jongen een gevaar voor zichzelf.= '(...) dat die jongen een gevaar voor zichzelf/voor zichzelf een gevaar is'
-
een voorzetselconstituent als bepaling in een naamwoordelijke constituent,
bijv.:
8Dat praten met zichzelf was voor Bart een noodzaak geworden.= 'Dat praten dat Bart met zichzelf deed (...)'9Je moet bij die jongen het vertrouwen in zichzelf niet ondermijnen.= '(...) het vertrouwen dat die jongen in zichzelf heeft (...)'10Ik ontdekte Arno z'n medelijden met zichzelf.= '(...) het medelijden dat Arno met zichzelf had'11Zij stond verbaasd over zijn afkeer van zichzelf.= '(...) de afkeer die hij van zichzelf had'
Het type waartoe zin 11 behoort,
wijkt in zoverre van de andere voorbeelden (afgezien van
5 en
6) af, dat het antecedent waarnaar
zichzelf verwijst (in de omschrijving: hij), in
de oorspronkelijke zin niet uitgedrukt is, maar opgesloten ligt in het
bezittelijk voornaamwoord zijn.
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Een enkele keer treffen we zinnen met de hier bedoelde verwijzing aan die
niet behoren tot de met de voorbeelden
5 t/m
11 geïllustreerde gevallen. Het
gaat dan om zinnen die niet voor alle taalgebruikers aanvaardbaar zijn.
Als voorbeeld kan dienen:
i(Karel vroeg Jan of die een
geschikte voorzitter wist voor de nieuwe vereniging.) Jan raadde Karel
zichzelf aan.
Als zichzelf naar het onderwerp Jan verwijst,
is dit een normale zin. Voor sommigen is hier ook de interpretatie
mogelijk waarin zichzelf naar Karel verwijst.
Mogelijke omschrijvingen zijn dan:
Duidelijkheidshalve kan een zin als
i in de tweede interpretatie het
beste vermeden worden.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |