9.3.3 Omzetsels of voorzetsels en partikels?
Zijn tegen ...
op en van ... uit in (1) eigenlijk wel
omzetsels? De zinnen in (1) hebben toch ook wel wat weg van die in (2), waarin
we ook combinaties van tegen en op en van
van en
uit
aantreffen. Maar de combinaties in (2) analyseren we niet als omzetsels. In (2a)
is op
onderdeel van het scheidbaar samengestelde werkwoord opzien en
tegen
is een voorzetsel, de kern van de voorzetselconstituent tegen de les die
als voorzetselvoorwerp dient. Hetzelfde geldt voor (2b), dat bestaat uit het
samengestelde werkwoord uitgaan met van onze eigen
sterkte als voorzetselvoorwerp.
We kunnen dus de vraag stellen of bijvoorbeeld tegen de heuvel
op in (1a) inderdaad een zinsdeel vormt, namelijk een
omzetselconstituent, of dat op eigenlijk onderdeel is van een
scheidbaar samengesteld werkwoord opklimmen, dat gecombineerd wordt met
de voorzetselconstituent tegen de
heuvel.
In deze paragraaf laten we zien dat die grens niet altijd zo duidelijk te trekken
is. Sommige combinaties laten een soort hybride gedrag zien: aan de ene kant
vertonen ze overeenkomsten met scheidbaar samengestelde werkwoorden, maar ze
verschillen er ook van.
Verder lezen
Argumenten voor een omzetselanalyse
Eén reden om omzetselconstituenten als aparte categorie te onderscheiden is dat
een heel aantal van dit soort combinaties kan fungeren als nabepaling bij een
zelfstandig naamwoord, zoals in (3).
Het is niet mogelijk om daar equivalenten van te geven met een
voorzetselconstituent en een partikel: in (3) is er geen werkwoord waarmee
door,
heen
of toe
samen een partikelwerkwoord kan vormen. Om toch iets te proberen te construeren,
kunnen we geïnspireerd door (2a) (Ik zag erg tegen de les op),
bijvoorbeeld, een zelfstandig naamwoord maken van zien en daar dan
tegen de les
op als zinsdeelstuk aan toevoegen. Maar dat
resulteert niet in iets acceptabels: het zien tegen de les
opuitgesloten.
Een andere reden om dit soort combinaties als één zinsdeel, een
omzetselconstituent, te zien is dat ze op de eerste zinsplaats kunnen staan, zoals in (4)-(6).
Het zijn constituenten met een kaderscheppende functie, zoals bijwoordelijke bepalingen van
plaats of richting in (4) en tijd in (5).
term 'kaderscheppende functie' nu niet meer gebruikt in H21, nog
naar kijken.FL: dit herschreven met verwijzing naar ANS2-21 ipv de in maart
2021 nog niet gepubliceerde ANS3-versie van Mario.
Een andere reden om dit soort combinaties als één zinsdeel, een
omzetselconstituent, te zien is dat ze op de eerste
zinsplaats kunnen staan, zoals in (4)-(6). Het zijn constituenten met
een kaderscheppende functie: ze kunnen zonder speciale nadruk een
zogenaamde nieuwszin openen.
Hierin verschillen deze combinaties van partikelwerkwoorden in combinatie met een
voorzetselconstituent: het is niet mogelijk om de voorzetselconstituent en het
partikel samen op de eerste zinsplaats te hebben, vergelijk:
Omzetselconstituenten op de eerste zinsplaats:
niet altijd mogelijk
Verdieping
Omzetselconstituenten op de eerste zinsplaats:
niet altijd mogelijk
Niet alle omzetselconstituenten kunnen in hun geheel vooropgeplaatst
worden. Dat geldt in het bijzonder voor richtingsbepalingen, zoals in de
a-zinnen hieronder. Anders dan in de kaderscheppende gevallen hierboven,
drukt het werkwoord in (i)-(iii) samen met de omzetselconstituent de
gebeurtenis uit. Het is lastig om bijvoorbeeld tegen de heuvel
op als element te zien dat een kader schept
in (ib) voor de rest van de zin, klimmen we langzaam, behalve
misschien als het heel contrastief bedoeld wordt (bijvoorbeeld gevolgd
door: Van de heuvel af
gaan we in vliegende vaart). Het is nog
niet geheel duidelijk welke factoren er precies toe bijdragen dat zulke
omzetselconstituenten op de eerste zinsplaats in het ene geval nog
marginaal mogelijk en in het andere geval compleet uitgesloten zijn.
Overeenkomsten met scheidbaar samengestelde werkwoorden
Niet alle combinaties met 'omzetsels' vormen zo'n eenheid als in de voorbeelden
hierboven, wat de vraag oproept of ze wel een constituent vormen. Zo vinden we
naast de vooropplaatsing van omzetselconstituenten zoals in (4)-(6) ook
voorbeelden zoals in (8). In (8a) bijvoorbeeld vinden we niet tegen dat soort dingen
op op de eerste zinsplaats, maar alleen tegen dat soort
dingen en staat op aan het einde van de zin.
Moeten we tegen dat soort dingen
op in (8a) dan nog steeds als omzetselconstituent
zien, ook al is die geen aangesloten geheel? Of hebben we hier te maken met een
scheidbaar samengesteld werkwoord opbotsen met tegen dat soort
dingen als voorzetselvoorwerp? Scheidbaar
samengestelde werkwoorden met een voorzetselvoorwerp laten namelijk dezelfde
vooropplaatsingsmogelijkheid zien, zoals in (9).
Ook in (10) worden de omzetselconstituenten, als ze zo genoemd mogen worden,
onderbroken, nu door de persoonsvorm van de bijzin (zie ook 21.6.1
Doorbreking van de tweede pool).Link toevoegen naar
'onderbreking van de tweede pool'. FL: ik heb de link hierboven toegevoegd,
maar weet niet zeker of dit nou juist is. Als we tegen de berg op
in (10a) bijvoorbeeld als een constituent zien, wordt die onderbroken door de
persoonsvorm zijn. Die volgorde is vergelijkbaar met
die van de partikelwerkwoorden in (11): het partikel gaat direct vooraf aan het
werkwoord en wordt door een hulpwerkwoord gescheiden van de
voorzetselconstituent. Net als in de gevallen van vooropplaatsing in (8) kunnen
we ons hier dus afvragen of opgereden in (10a) een
partikelwerkwoord vormt met tegen
de berg als complement. Merk op dat opgereden hier,
net als toelopen in (10b) en meerijden in
(10d), als één woord geschreven is, een indicatie dat de taalgebruiker de
combinatie als eenheid ervaart.
Een derde gelijkenis vinden we in (12) en (13). In (12) herkennen we combinaties
van adposities die we omzetsels hebben genoemd: tegen ... op,
op ...
af, door ... heen, tussen ... in en
met ...
mee. In (12) staat de combinatie van het voorzetsel
en het complement achter de persoonsvorm in de bijzin, ofwel na de tweede pool,
terwijl de andere adpositie voor het werkwoord staat. Ook in deze gevallen
worden adpositie en werkwoord veelvuldig aaneengeschreven. Zo vertonen deze
combinaties dezelfde volgorde als de scheidbaar samengestelde werkwoorden en hun
voorzetselvoorwerp in (13).
We kunnen vaststellen dat er binnen de groep omzetsels verschillen bestaan in de
mate waarin ze een eenheid vormen. Van het westen uit in (1b)
bijvoorbeeld, of door de jaren
heen in (5a), vormen een nogal ondoordringbare
eenheid. De volgordes zoals geïllustreerd in (8), (10) en (12) zullen we met die
combinaties niet snel tegenkomen. Bij andere combinaties, zoals met ... mee, kan
de tweede adpositie juist een sterke band met het werkwoord vertonen en is de
volgorde flexibel. De tweede adpositie en het werkwoord kunnen soms dan ook
volstaan, bijvoorbeeld Je kunt
meerijden of Ze gingen meteen mee. We zien dit ook
bij combinaties met boven/onder/achter/voor ... uit en
steken
zoals die in (14), waar boven de
ondergrond en tussen de beide helften van het
broodje eventueel ook weggelaten kunnen worden. In
die gevallen ligt een analyse als scheidbaar samengesteld werkwoord meer voor de
hand. Tussen die uitersten in is er een grote groep voorbeelden die zich niet
gemakkelijk laten classificeren.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Maaike Beliën | januari 2021 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 9,../../data/archief/ans2/e-ans/09/body.html; |