1.1.4.3 Klinkerverandering voor
r
Gespannen klinkers – en met name de hoge, gespannen klinkers
i, y,
u – worden in het Nederlands gerekt als er
een r volgt,
zoals in de voorbeelden in (1).
De rekking voor
r
is vooral opvallend in het geval van de hoge gespannen klinkers
i, y,
u aangezien hoge klinkers over het
algemeen korter zijn dan niet-hoge klinkers, wat volgens Laver (1996:
435) te maken zou hebben met de grotere afstand van het tonglichaam tot
het monddak bij de niet-hoge klinkers. De vocaalrekking manifesteert
zich voorafgaand aan approximante realisaties van
r
veelal als diftongisering of centralisatie van de vocaal. Zie Botma
& Van Oostendorp (2012: 149).
Dit is echter niet het geval als de
r tot
de volgende voet behoort, zoals geïllustreerd wordt door de woorden in (1b).
Zie Gussenhoven (1993: 47-48), (2009); Booij (1995: 6, 93).
In een woord als sloerie vormt de
eerste lettergreep sloe één
(trocheïsche) voet met de tweede
lettergreep rie, en dus vindt
rekking van de
u plaats
omdat de r
zich in dezelfde voet bevindt. In een woord als
hoera daarentegen, met
klemtoon op de tweede syllabe, vormt
hoe geen voet met de tweede
lettergreep ra. Daarom bevindt de
klinker u zich
niet in dezelfde voet als de
r en
wordt deze klinker daarom niet gerekt.
Een woord als keuring vormt een
trocheïsche voet, en dus wordt de
ø
gerekt. In de samenstelling keu-ring
(ring van een biljartkeu) zijn de twee syllaben geen deel van dezelfde voet,
omdat keu en
ring tot verschillende prosodische
woorden behoren, en vindt er dus geen rekking van de
ø
plaats.
Rekking van gespannen klinkers voor r is duidelijk een voorbeeld van een
allofonisch proces, omdat de context bepaalt welke allofoon er
verschijnt, en omdat de regel verwijzingen bevat naar abstracte fonologische
categorieën zoals ‘gespannen klinker’ en ‘voet’.
Volgens Gussenhoven (2009: 7) is er een articulatorische verklaring voor de
rekking van klinkers voor
r: de
articulatorische bewegingen die nodig zijn voor de overgang van een vocalische
positie (nl. een naar boven gebold tonglichaam en een tongpunt die naar beneden
gekruld is in de onderkaak) naar een tongpositie voor een
coronale
r (nl. de
voorkant van de tong in een naar boven gebolde positie achter een tongpunt die
naar boven gekruld is), vereisen meer inspanning – wat een langere klinkerduur
tot gevolg heeft – dan de overgang van een klinker naar postvocalische
t, s, n, l, waarbij de voorkant van de tong niet
noodzakelijk gebold moet zijn. Deze verklaring gaat echter uit van één
specifieke
r-variant, nl.
de coronale
r .
Verder lezen
Rekking van klinkers voor
r: een
articulatorische verklaring
Volgens Gussenhoven (2009: 7) is er een articulatorische verklaring voor de
rekking van klinkers voor
r: de
articulatorische bewegingen die nodig zijn voor de overgang van een vocalische
positie (nl. een naar boven gebold tonglichaam en een tongpunt die naar beneden
gekruld is in de onderkaak) naar een tongpositie voor een
coronale
r (nl. de
voorkant van de tong in een naar boven gebolde positie achter een tongpunt die
naar boven gekruld is), vereisen meer inspanning – wat een langere klinkerduur
tot gevolg heeft – dan de overgang van een klinker naar postvocalische
t, s, n,
l , waarbij de voorkant van de tong niet
noodzakelijk gebold moet zijn. Deze verklaring gaat echter uit van één
specifieke
r-variant, nl.
de coronale
r .
Centralisatie van klinkers voor
r
Bij sprekers die een approximante realisatie van
r
(bijv. de retroflexe of Gooise
r)
hebben, doet zich in plaats van vocaalrekking van gespannen klinkers voor
r,
eerder centralisatie of diftongisering van die klinkers
voor. De klinker wordt dan uitgesproken met een sjwa-achtige naslag, en een
woord als meer klinkt dus als
me:əɻ.
Zie Booij (1995: 6-7).
De diftongisering van de klinker gaat soms gepaard met wegval van de
r en
kan dan beschouwd worden als een vocalische realisatie van de erop volgende
r.
Zie Sebregts (2015: 217-220).
Sommige studies zoeken de verklaring van dit verschijnsel eerder in de fonetiek
dan in de fonologie. Plug (2003: 7) wijst er bijvoorbeeld op dat woorden met
r –
ongeacht of deze een gespannen of ongespannen klinker bevatten – meestal een
meer centrale klinkerkwaliteit vertonen die vaak gepaard gaat met een
verglijding naar sjwa.
Zie ook Koopmans-Van Beinum (1969), Collins & Mees (1996), Botma
& Van Oostendorp (2012).
Het centraliserend effect van
r op
de voorafgaande klinker is volgens Plug (2003: 10) afhankelijk van variatie in
de coördinatie van de articulatorische bewegingen van het tonglichaam voor de
realisatie van de klinker, en van de bewegingen van de tongpunt bij de
realisatie van de
r. De
“neiging van sprekers om het tonglichaam eerder naar de vereiste positie te
bewegen dan de tongpunt” speelt hierbij een rol. Bij zijn fonetische verklaring
voor dit verschijnsel gaat Plug (2003) enkel uit van woorden die met een
post-alveolaire approximant
ɹ of
een retroflexe approximant
ɻ
gerealiseerd worden.Literatuur
Koopmans-Van Beinum (1969), Gussenhoven (1993), Booij (1995), Collins & Mees
(1996), Laver (1996), Plug (2003), Gussenhoven (2009), Sebregts (2015).
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Kathy Rys | november 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |