21.5.2.2 Voorzetselbijwoorden
Verder lezen
1
Voorzetselbijwoorden, met als functie
eerste deel van een scheidbaar
werkwoord, tweede deel van een
gesplitst voornaamwoordelijk bijwoord of
achtergeplaatst voorzetsel,
staan verplicht direct vóór de tweede pool. Voorbeelden zijn
respectievelijk:
1Hij |is| uiteindelijk niet
mee |kunnen komen. |
2Je |hoeft| er echt niet meer
op |te rekenen. |
3De padvinders |zijn| het duistere
bos dan toch maar in |gelopen.|
In de laatste twee gevallen kan het voorzetselbijwoord beschouwd worden als een restant van
een inherent zinsdeel (zie [21·5·2·1]), vergelijk met de zinnen 2 en
3 bijv.:
4Je |hoeft| echt niet meer
op zijn komst |te rekenen.|
5De padvinders |zijn| dan toch maar
het duistere bos in |gelopen.|
Net als de inherente zinsdelen blijven voorzetselbijwoorden hun positie achteraan behouden als
de tweede pool niet gerealiseerd is; vergelijk met 1 en
2 respectievelijk:
6Hij |kwam| uiteindelijk niet
mee | |.
7Je |rekent| er natuurlijk toch nog
wel een beetje op | |.
Voor het al dan niet splitsen van scheidbare werkwoorden zie
men
[21·6·2·2].
2
De hier genoemde voorzetselbijwoorden kunnen niet op de laatste zinsplaats
staan. Soms kan het eerste deel van een scheidbaar werkwoord wel eens op de
eerste zinsplaats komen
(zie
[21·3·4·3/ii]).
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Voor spellingkwesties (het al dan niet aan elkaar schrijven van voorzetselbijwoord en
hoofdwerkwoord, wat samenhangt met de vraag of er wel of niet sprake is van een samengesteld
werkwoord) in gevallen als
het bos...in#gelopen
tegenover
... daar niet op ingaan
zie men 9.2.3.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |